Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord run the show
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
run the show (call the tune; rule the roost; boss the show) | teni la bridojn | |
(collide) | ; ; | alveturi |
(expand; extend; range; reach; stretch; spread) | ; | |
(flight) | ; | |
(race; dash; speed; sprint; stampede) | ||
; ; ; | ||
🔗 Then he ran toward the sheds where the cows and horses were kept. | ||
(running) | ||
; | ||
(roll; revolve) | ; ; | |
(order; sequence; series; succession) | ; ; | |
(file; line; rank; row; queue; round; sequence; bank; string) | ; ; | |
(flow; stream) | ; ; | |
🔗 However, the Yellow River, a major river which runs through Lánzhōu, has not been contaminated, Xīnhuá said. | ||
(be valid; count; apply) | geldig zijn | |
🔗 After the talks Ms. Merkel said a delay that runs to the end of the year or the start of 2020 was a possibility. | ||
(flee) | ; ; ; ; ; ; ; ; | |
🔗 We have to run. | ||
(be at the head; be in charge) | aan het hoofd staan | |
🔗 But now general Gerasimov has to run a real war. | ||
(lead) | ||
🔗 But now general Gerasimov has to run a real war. | ||
(demonstrate; manifest) | laten blijken | manifesti |
(indicate; point out; demonstrate; display; manifest; exhibit) | laten zien ; ; ; | |
🔗 Type in the code as shown. | ||
(spectacle; display; displaying; performance) | ||
(distraction; diversion; recreation; amusement; divertissement) | ; verstrooiing ; | |
(presentation; intro; introduction; rendition; performance) | ; ; | |
(conduct; guide; lead; channel; wage; bring; drive; usher) | ; ; ; | |
🔗 He will show you to your rooms. | ||
(sign) | tentoonspreiding ; | |
🔗 Mr. Macron and Ms. von der Leyen’s show of unity is also an attempt to put paid to any Chinese hopes of exploiting differences within Europe. | ||
; ; | ||
🔗 A preposition, then, is a word which connects words and shows the relation between them. |
Engels | Nederlands |
---|---|
run the show | ⇆ de baas zijn; ⇆ de dienst uitmaken; ⇆ de lakens uitdelen |
run | ⇆ aanloop; ⇆ achtervolgen; ⇆ aflopen; ⇆ bestorming; ⇆ besturen; ⇆ bewegen; ⇆ deelnemen; ⇆ deelnemen aan de wedstrijd; ⇆ deserteren; ⇆ drijven; ⇆ dóórbreken; ⇆ dóórlopen; ⇆ etteren; ⇆ exploiteren; ⇆ gaan; ⇆ gaan lopen; ⇆ geldig zijn; ⇆ geven; ⇆ goot; ⇆ gutsen; ⇆ halen; ⇆ harddraven; ⇆ hardlopen; ⇆ hollen; ⇆ houden; ⇆ in actie zijn; ⇆ in elkaar lopen; ⇆ in omloop zijn; ⇆ kandidaat zijn; ⇆ kippenren; ⇆ kudde; ⇆ ladder; ⇆ ladderen; ⇆ laten deelnemen; ⇆ laten draven; ⇆ laten gaan; ⇆ laten glijden; ⇆ laten lopen; ⇆ leiden; ⇆ lekken; ⇆ loop; ⇆ loopje; ⇆ lopen; ⇆ luchtgang; ⇆ luiden; ⇆ nazetten; ⇆ periode; ⇆ pezen; ⇆ plotselinge vraag; ⇆ pussen; ⇆ racen met; ⇆ reeks; ⇆ reis; ⇆ ren; ⇆ rennen; ⇆ rijden; ⇆ rijgen; ⇆ rit; ⇆ ritje; ⇆ run; ⇆ runnen; ⇆ school; ⇆ serie; ⇆ slag; ⇆ smelten; ⇆ smokkelen; ⇆ snellen; ⇆ soort; ⇆ speelduur; ⇆ steken; ⇆ stellen; ⇆ strijken met; ⇆ stromen; ⇆ stuiven; ⇆ toeloop; ⇆ toer; ⇆ toertje; ⇆ traject; ⇆ troep; ⇆ type; ⇆ uitbaten; ⇆ uitlopen; ⇆ uitstapje; ⇆ vaart; ⇆ verbreken; ⇆ verloop; ⇆ vervloeien; ⇆ vervolgen; ⇆ vlieten; ⇆ vloeien; ⇆ vrije beschikking; ⇆ wedloop; ⇆ weide; ⇆ werken |
show | ⇆ aan de dag leggen; ⇆ aanduiden; ⇆ aantonen; ⇆ aanwijzen; ⇆ afdraaien; ⇆ betonen; ⇆ betoon; ⇆ bewijzen; ⇆ blijk geven van; ⇆ demonstreren; ⇆ draaien; ⇆ exposeren; ⇆ expositie; ⇆ komedie; ⇆ laten blijken; ⇆ laten zien; ⇆ lijken; ⇆ onderneming; ⇆ ontplooien; ⇆ optocht; ⇆ parade; ⇆ praalvertoon; ⇆ pralerij; ⇆ pronk; ⇆ pronkerij; ⇆ schijn; ⇆ show; ⇆ showen; ⇆ spul; ⇆ te zien zijn; ⇆ tentoonspreiding; ⇆ tentoonstellen; ⇆ tentoonstelling; ⇆ toneelvoorstelling; ⇆ tonen; ⇆ uitduiden; ⇆ uitkomen; ⇆ uitwijzen; ⇆ verraden; ⇆ vertonen; ⇆ vertoning; ⇆ vertoon; ⇆ voor de dag komen; ⇆ voordoen; ⇆ voorstelling; ⇆ wijzen; ⇆ zaak; ⇆ zaakje; ⇆ zich vertonen |