Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord loop

Nederlands	Engels (indirect vertaald)	Esperanto
loop (stroming; stroom)	current	fluo
loop (gaan; gang; verloop)	progress	irado
🔗 Gij kunt de loop der gebeurtenissen niet meer beïnvloeden.
loop (ren)	run	kuro
loop	pace ; pacing	paŝado
loop (buis)	barrel	tubo
🔗 De loop van de revolver bewoog even, zodat Ted Orping erin kon kijken.
afloop (eind; einde; eindigen; end; slot)	end ; termination	finiĝo
🔗 Dat hoor je na afloop.
afloop (gevolg; resultaat; uitkomst; uitslag; uitvloeisel)	result	rezulto
benedenloop	lower course	suba fluo
geweerloop	rifle barrel	fusiltubo
kringloop (cyclus)	cycle	ciklo
levensloop	course of life	vivokuro
🔗 Stephens, we hebben jouw levensloop nagetrokken.
lopen (stromen; vlieten; vloeien)	run	flui
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep.
lopen (benen)	walk	marŝi
🔗 Elak vermande zich en liep het water in.
lopen (stappen; treden)	tread	paŝi
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten.
lopen (gaan; te voet gaan)	walk	piediri
lopen (tippelen; wandelen)	go for a walk ; stroll ; take the air	promeni
Marathonloop (marathon)	marathon	maratona kuro
oploop	affray	homamasiĝo
🔗 Kijk een wat een oploop!
stormloop (bestorming)	assault	sturmo
🔗 Spaar je pijlen voor hun stormloop.
waterloop (vliet; watergang)	watercourse	akvofluejo
waterloop	brook ; stream ; rill ; beck ; rivulet	rivereto

Nederlands	Engels
loop	⇆ barrel; ⇆ course; ⇆ current; ⇆ flight; ⇆ gait; ⇆ heat; ⇆ lapse; ⇆ march; ⇆ process; ⇆ progress; ⇆ race; ⇆ run; ⇆ running; ⇆ runway; ⇆ tenor; ⇆ trend; ⇆ walk
de vrije loop laten aan …	⇆ let … take their course; ⇆ let … take their own course; ⇆ give free course to …
een andere loop nemen	⇆ take a different turn
het recht moet zijn loop hebben	⇆ the law must take its course
iets in zijn loop stuiten	⇆ arrest something in its course; ⇆ check something in its course
in de loop der	⇆ over
in de loop der jaren	⇆ over the years
in de loop der tijden	⇆ in the course of ages; ⇆ in the course of time
op de loop gaan	⇆ run for it; ⇆ take to one’s heels; ⇆ cut and run; ⇆ bolt
op de loop zijn	⇆ be on the run
’s werelds loop	⇆ the way of the world
afloop	⇆ come‐off; ⇆ end; ⇆ event; ⇆ expiration; ⇆ expiry; ⇆ issue; ⇆ result; ⇆ termination
benedenloop	⇆ lower course
bosloop	⇆ forest race
bovenloop	⇆ upper course
dubbelloopsgeweer	⇆ double‐barrelled gun
estafetteloop	⇆ relay race
fakkelloop	⇆ torch race
gedachtenloop	⇆ train of thought; ⇆ line of thought
geweerloop	⇆ gun‐barrel; ⇆ barrel
hordenloop	⇆ hurdle‐race; ⇆ hurdles
kringloop	⇆ circuit; ⇆ cycle; ⇆ gyration; ⇆ circular course
levensloop	⇆ career; ⇆ progress; ⇆ course of life
lopen	⇆ bear; ⇆ course; ⇆ gait; ⇆ go; ⇆ hoof it; ⇆ range; ⇆ tread; ⇆ walk; ⇆ run; ⇆ running; ⇆ travel; ⇆ trend; ⇆ walking; ⇆ water
Marathonloop	⇆ marathon; ⇆ Marathon race
oploop	⇆ row; ⇆ crowd; ⇆ affray; ⇆ riot; ⇆ tumult
prestatieloop	⇆ endurance race
sterrenloop	⇆ course of the stars; ⇆ motion of the stars
stormloop	⇆ onrush; ⇆ rush; ⇆ assault
treinenloop	⇆ train‐service
veldloop	⇆ cross‐country; ⇆ cross‐country race
vrijloop	⇆ idling; ⇆ neutral; ⇆ free wheel
waterloop	⇆ watercourse