Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord break wind

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(break off)
derompiĝi
(control; subdue; train);
obeigi
(intermission; pause; recess; interlude; lull; respite; interval);
(crack); ; ;
(crack); ;
stukgaan
(break off)
derompi
(interrupt; disrupt; stop; cut off)
(breaking);
(contravene; ignore; infringe; violate);
🔗 Ministers of his own government have admitted it would break international law.
(break down)
🔗 Those same troops are now engaged in battle, supporting forces who have broken through Russian lines in at least three places, as part of a long‐planned counter‐offensive in the south.
(damage; injure; spoil; harm; hurt; impair; mutilate; vitiate);
(reel);
🔗 Bushfires have raged across several Australian states for months, but high temperatures and strong winds have pushed the danger level to severe in the past week.
(roll; roll up; wind up; wrap round; wrap);
(bend; curve); ; ; ;
(meander; twist; wind around; slither; weave; snake); ;
(twist)
volviĝi
(wrap)
ĉirkaŭvolvi
(breath)
(belch; burp);
(fart)
scheet
;

EngelsNederlands
break wind een wind laten
break aanbreken; achteruitgaan; afbreken; afbreking; afbrekingsteken; africhten; afrijbrik; banen; bankroet gaan; bij stukjes en beetjes mededelen; bof; braken; breken; breuk; brik; brokken; casseren; de gelederen verbreken; demarrage; doen springen; doorgaan; dresseren; dóórbreken; fnuiken; ingooien; insmijten; intikken; kans; kapotmaken; kleinmaken; kloppen; knakken; losbarsten; losbreken; omslaan; omslag; onderbreken; onderbreking; ontplooien; opbreken; openbreken; ophouden; overtreden; pauseren; pauze; pauzering; pech; rust; rustpauze; ruïneren; schenden; schennen; serie; speelkwartier; springen; stukbreken; stukgaan; stukmaken; uitbarsten; uitbreken; veranderen; verandering; verbreken; verbreking; vrij kwartier
wind adem; afdraven; blaasinstrumenten; blazen op; blazers; buiten adem brengen; draaien; een boertje laten maken; gebral; gezwets; haspelen; kronkelen; lucht; omwikkelen; op adem laten komen; opwinden; reuk; scheet; slingeren; sluiten; tocht; wenden; wikkelen; wind; winden; windstreek; zich kronkelen; zich slingeren