Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord stukgaan
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(kapotgaan) | ; | |
stukgaan | go on the blink | |
stukgaan (afbreken; breken) | ||
🔗 Ik ging door de steeg aan den achterkant en klom over den muur, zodat ik op het terrein van het kasteel terecht kwam. | ||
(gang; loop; verloop) | going | |
🔗 Het gaan werd moeilijker. | ||
(lopen; te voet gaan) | piediri | |
(overgaan) | ; ; | |
🔗 Opnieuw ging de gong. | ||
(rijden) | ; | |
<futura helpverbo> | ||
🔗 Wat gaan we doen, chef? | ||
; refer | ||
🔗 Het gaat niet om geld, het gaat om schatten! | ||
succeed | ||
🔗 Op die manier gaat het niet. | ||
(zich begeven; varen) | ||
🔗 Hij ging naar de eetzaal van het hotel en nam plaats aan de hoek van een tafel. | ||
(begaan) | ||
🔗 Maar om de rechtsstaat te herstellen en de overige EU‐miljarden te krijgen zal Polen onder Tusk een lange weg te gaan hebben. | ||
🔗 Ze zijn met de auto gegaan en moesten een anderhalf uur rijden. | ||
; ; belle | ||
(defect; kapot) | broken ; out of order | |
(akte; document; papier; schriftuur; oorkonde) | ; ; | |
🔗 Morgen kom ik zelf met de nodige stukken ter ondertekening. | ||
(brok; fragment) | ; ; ; | |
piece of music | ||
(gebroken; kapot) | broken | rompita |
(stoot) | bit of crumpet | |
(toneelstuk) | ; | |
🔗 Zijn gezicht was zo kalm alsof hij in de schouwburg naar een stuk keek waarvan hij verloop en ontknoping al kende. | ||
(deel; gedeelte; onderdeel; part) | ; | |
🔗 Conan liep op het in elkaar gevallen stuk toe, deed een paar passen achteruit en stormde toen naar voren. | ||
; | ||
🔗 Marie gaf hem een tinnen kom met water en een stuk zeep, welke voorwerpen hij buiten de deur op een bank zette. | ||
(bonk; brok; eindje) | ; ; | |
🔗 Zoals u wel begrijpen zult, moest ik daarbij wat rotsblokken en stukken boomstronk verwijderen die me in de weg stonden. | ||
(schilderij; schildering; schilderstuk) | ||
🔗 De enige die macht over hem heeft, is de vent die z’n handtekening op het stuk heeft gezet. | ||
Nederlands | Engels |
---|---|
stukgaan | ⇆ break; ⇆ come apart; ⇆ come to pieces; ⇆ fall to pieces; ⇆ go to pieces; ⇆ shatter |
gaan | ⇆ bear; ⇆ depart; ⇆ draw; ⇆ fare; ⇆ go; ⇆ going; ⇆ move; ⇆ pass off; ⇆ proceed; ⇆ range; ⇆ walk; ⇆ step; ⇆ run; ⇆ set; ⇆ go and; ⇆ go out; ⇆ get on; ⇆ walking; ⇆ travel; ⇆ make one’s way; ⇆ be about |
stuk | ⇆ smasher; ⇆ snatch; ⇆ bint; ⇆ bit; ⇆ cake; ⇆ cantle; ⇆ cantlet; ⇆ chick; ⇆ chop; ⇆ clip; ⇆ cut; ⇆ cutting; ⇆ deed; ⇆ disabled; ⇆ doll; ⇆ dolly bird; ⇆ fragment; ⇆ head; ⇆ in pieces; ⇆ instrument; ⇆ item; ⇆ joint; ⇆ length; ⇆ lump; ⇆ man; ⇆ out of order; ⇆ peach; ⇆ piece; ⇆ play; ⇆ tablet; ⇆ unit; ⇆ slice; ⇆ stretch; ⇆ bit of crumpet; ⇆ way; ⇆ part; ⇆ gun; ⇆ chessman; ⇆ draughtsman; ⇆ paper; ⇆ document; ⇆ article; ⇆ security; ⇆ picture; ⇆ feat; ⇆ broken; ⇆ gone to pieces |