Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord uitbreken
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(losbarsten) | ; | |
🔗 Zo stonden de zaken toen in het Verre Oosten de oorlog uitbrak. | ||
refract | refrakti | |
(dóórbreken; stukbreken; verbreken) | ; | |
🔗 Hij brak de stok in tweeën en gooide de stukken op het vuur. | ||
(afbreken; knappen; stukgaan) | ; | |
🔗 De deur brak in stukken. | ||
(breuk) | ||
(breuk; fractuur; verbreking) | ; breaking | |
refract | refraktiĝi | |
🔗 We zouden niet willen dat u een been brak. | ||
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. |
Nederlands | Engels |
---|---|
uitbreken | ⇆ balk; ⇆ break; ⇆ break loose; ⇆ break out; ⇆ burst out; ⇆ declare oneself; ⇆ erupt; ⇆ eruption; ⇆ outbreak; ⇆ prison‐breaking |
het koude zweet brak hem uit | ⇆ a cold sweat came over him; ⇆ the cold sweat started on his brow |
breken | ⇆ smash; ⇆ smash up; ⇆ break; ⇆ break up; ⇆ breakage; ⇆ burst; ⇆ crack; ⇆ craze; ⇆ cushion; ⇆ fracture; ⇆ knap; ⇆ part; ⇆ pry; ⇆ refract; ⇆ rupture; ⇆ sever |
uit | ⇆ done; ⇆ for; ⇆ forth; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ out of; ⇆ over; ⇆ through; ⇆ in a spirit of; ⇆ from; ⇆ from among; ⇆ in |
uitbraak | ⇆ break‐out; ⇆ prison‐breaking; ⇆ escape; ⇆ outbreak |
uitbreker | ⇆ prison breaker |