Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord make in favour of
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
; ; ; | ||
🔗 Human influence has greatly favoured this species. | ||
(boon; grace; kindness) | ; | |
favour (goodwill; kindness) | ||
🔗 He wants a favour from Myrus. | ||
(bear down) | ; ; | |
(form) | ; | |
(cause; get; have; bring) | ; ; | |
🔗 Make them think I’m dangerous. | ||
(fabricate; manufacture; concoct) | ||
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people. | ||
; | ||
(render) | ||
(accrue) | ||
Engels | Nederlands |
---|---|
make in favour of | ⇆ bevorderlijk zijn voor; ⇆ bijdragen tot |
favour | ⇆ aanmoedigen; ⇆ begunstigen; ⇆ begunstiging; ⇆ bevoordelen; ⇆ bevoorrechten; ⇆ bevorderen; ⇆ genade; ⇆ genegenheid; ⇆ geporteerd zijn voor; ⇆ goedkeuring; ⇆ gunst; ⇆ gunstbewijs; ⇆ gunstig gezind zijn; ⇆ steunen; ⇆ strik; ⇆ voordeel; ⇆ voorkeur; ⇆ voortrekken; ⇆ zijn voor |
make | ⇆ aanbrengen; ⇆ aanleggen; ⇆ aanmaken; ⇆ afleggen; ⇆ afsluiten; ⇆ begaan; ⇆ beramen; ⇆ bereiken; ⇆ bijzetten; ⇆ binden; ⇆ binnenvaren; ⇆ brengen; ⇆ doen; ⇆ doen verrichten; ⇆ fabricaat; ⇆ fabrieken; ⇆ fatsoen; ⇆ halen; ⇆ houden; ⇆ in zicht krijgen; ⇆ indienen; ⇆ inwinnen; ⇆ knopen; ⇆ laten; ⇆ leveren; ⇆ lijden; ⇆ maaksel; ⇆ makelij; ⇆ maken; ⇆ merk; ⇆ nemen; ⇆ opmaken; ⇆ scheppen; ⇆ schudden; ⇆ sluiten; ⇆ stellen; ⇆ treffen; ⇆ trekken; ⇆ verdienen; ⇆ verrichten; ⇆ versieren; ⇆ vervaardigen; ⇆ verwerken; ⇆ vlechten; ⇆ voeren; ⇆ vormen; ⇆ zetten; ⇆ zich begeven |