Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord afsluiten
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(afzetten; belemmeren; versperren) | ; | |
🔗 Google Maps geeft aan dat een aantal grote wegen aan de zuidkant van Moskou zijn afgesloten, waarschijnlijk om de Wagner‐huurlingen die richting de hoofdstad trekken te vertragen. | ||
(beëindigen; besluiten; eindigen) | ||
🔗 De Turkse president Abdullah Gül heeft donderdagmiddag zijn staatsbezoek aan Nederland afgesloten. | ||
; obturate | obturi | |
balance | saldi | |
(omheinen) | fence off | |
(op slot doen; sluiten; dichtsluiten) | ; | |
🔗 Sluit het flesje of de tube na gebruik goed af. | ||
(sluiten) | conclude | |
(aangaan; stellen; doen; sluiten) | ; | |
🔗 Als bedrijven meer afval hebben, moeten ze een contract afsluiten met particuliere afvalinzamelaars. | ||
zich afsluiten (zich afzijdig houden) | hold aloof ; keep aloof | |
(dichtgaan; toegaan; zich sluiten) | ||
🔗 In Afrika sluiten onder meer de ambassades in Kameroen, Zambia en Boerkina Faso. | ||
(dichtdoen; dichtmaken; toedoen) | ; | |
🔗 Is de deur goed gesloten? | ||
(afsluiten; op slot doen; dichtsluiten) | ||
🔗 Daarom liep hij zwijgend naar de deur, sloot die en stak de sleutel in zijn zak. | ||
(insluiten; opsluiten; wegsluiten) | shut up | |
🔗 Waarom heb je die arme vogel in een kooi gesloten? | ||
🔗 Hij sloot zijn ogen. | ||
(toebrengen; aangaan; stellen; doen; afsluiten) | ||
🔗 De vennootschap heeft daartoe een overeenkomst gesloten met de gemeente Genemuiden. | ||
(afsluiten) | conclude | |
🔗 Finland sluit op maandag 18 december een defensieovereenkomst met de Verenigde Staten. |
Nederlands | Engels |
---|---|
afsluiten | ⇆ bar; ⇆ block; ⇆ block up; ⇆ bung; ⇆ bung up; ⇆ close; ⇆ close off; ⇆ conclude; ⇆ cut off; ⇆ disconnect; ⇆ effect; ⇆ fence off; ⇆ hedge; ⇆ hedge off; ⇆ lock; ⇆ lock up; ⇆ make; ⇆ seal off; ⇆ shut off; ⇆ shut out; ⇆ take out; ⇆ turn off; ⇆ turn the key |
zich afsluiten | ⇆ seclude oneself from the world; ⇆ seclude oneself from society |
sluiten | ⇆ balance; ⇆ batten down; ⇆ clasp; ⇆ close; ⇆ close down; ⇆ close up; ⇆ conclude; ⇆ conclusion; ⇆ contract; ⇆ effect; ⇆ fasten; ⇆ fold; ⇆ go out of business; ⇆ lock; ⇆ lock‐up; ⇆ make; ⇆ negotiate; ⇆ prorogue; ⇆ seal; ⇆ secure; ⇆ shut; ⇆ shut down; ⇆ shut up; ⇆ shut itself; ⇆ put up the shutters; ⇆ sign off; ⇆ strike up; ⇆ strike; ⇆ wind |