Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord opmaken

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(opgebruiken)
use up
(opgebruiken; verbruiken)
use up
foruzi
impose
(verdoen; verkwisten; vermorsen; verspillen)
squander
(opstellen; redigeren; stellen)
draw up
🔗 Na 22 jaren in dit leven, maak ik het testament op van mijn jeugd.
(afleiden; besluiten; concluderen); ;
conclude
🔗 Wat maakt u daaruit op?
(grimeren; schminken)
make up
;
ŝminki
zich opmaken
(zich voorbereiden; zich prepareren)
zich opmaken
put on make‐up
ŝminki sin
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen)
🔗 Ik maakte geen vuur.
(uitvoeren; vervaardigen);
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt?
(doen; laten)
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde.
(creëren; scheppen)
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt.
(herstellen; repareren; verstellen);
repair
;
(scheppen);
(aanmaak; vervaardiging; doen)
making
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken.
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken.
(aanmaken)
🔗 Je moet voor mij een robot maken.
;
🔗 We moeten van de nood een deugd maken.
used up

NederlandsEngels
opmaken conclude; confect; do; do up; draw out; draw up; dress; garnish; gather; get up; get‐up; go through; impose; infer; make; make away with; make out; make‐up; make up; paint; red; spend; squander; trim; understand; use up
akte opmaken van make a record of
de kas opmaken make up the cash
zich opmaken get ready; prepare; make up; paint; set out
zich opmaken voor get ready for
zijn testament opmaken make one’s will
maken repair; fix; amount to; build; coin; coinage; compose; confect; confection; constitute; construct; create; do; draw; fabricate; form; get up; give; make; making; manufacture; take; mend; offer; pass off; produce; raise; realize; render; score; send; shape; tailor; turn; volunteer; drive
opgemaakt made up; made‐up; made; dressed
opmaak make‐up; mark‐up