Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord trekken

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(aanhalen; aantrekken);
altiri
🔗 Maar het was het etiket dat Poirots aandacht trok.
(aanlokken; aantrekken);
(aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)
(tappen; uittrekken); ;
🔗 De officier trok zijn pistool en vuurde.
(slepen)
haul
;
tow
infuziĝi
(buigen; kromtrekken); ;
streki
(halen);
haul
; ;
tug
; ;
tow
;
🔗 Als je aan dit touw trekt, halen we je weer naar boven.
trati
(aftrekken; laten trekken; zetten);
🔗 „Het bespaart me in de voeding”, placht zij te zeggen wanneer ze er een voedzaam soepje van trok.
suĉi
🔗 Hij trok aan zijn sigaar.
(migreren)
(bewegen; zich bewegen; zich verroeren; zich voortbewegen)
aan zijn trekken komen
come into one’s own
ricevi sian parton
(lering trekken uit)
draw a lesson from
lerni de
(een les trekken uit)
draw a lesson from
lerni de
🔗 Alles gaat zoals het gaan moet, maar alleen de wijze kan er lering uit trekken.
(aanhalen; trekken);
altiri
(aanlokken; bekoren; trekken);
draw tighter
;
🔗 Arie trok de riem van zijn regenjas wat aan.
(aandoen; opzetten)
🔗 Toen trok hij schone kleren aan.
(inhouden)
march off
;
(wegtrekken)
fortiri
(trekken);
(korten);
rebate
; ;
(retireren; zich terugtrekken);
subtract
subtrahi
(afrukken)
toss off
onanigi
occupy
ekloĝi en
🔗 En weet u hoe het komt dat u pas om 16:00 uur uw gereserveerde kamer kunt betrekken?
(insluiten);
(bewolken)
cloud over
malsereniĝi
🔗 Zijn metgezel betrok.
(halen)
🔗 Het besturen van de provincies was dikwijls onmogelijk zonder deze mensen erbij te betrekken.
(aanschaffen; afnemen; overnemen; zich aanschaffen); ;
take over
🔗 En ook zij hebben hun biljetten via u betrokken?
(verwikkelen)
implicate
;
involve
;
;
🔗 Ik trok het plastic badgordijn dicht en draaide de kranen wijdopen.
(verzadigen)
imbue
;
pervade
pervade
sorbigi
(rekken; uitleggen; verlengen)
go through
🔗 Iedereen wil wel een herinnering hebben aan een gevaarlijk gebied dat hij doorgetrokken is.
(fysionomie)
physiognomy
(terugtrekken);
take up one’s residence
repeal
(trekken); ;
; ;
kuntiri
🔗 Hij opende het portier en stapte in, zijn jonge vriend meetrekkend.
(calqueren; óvertrekken)
(aftekenen; omlijnen)
delineate
; ;
outline
;
contour
(onthouden)
withhold
🔗 Ons water onttrekken wij aan vier bronnen diep in de bodem.
(openmaken)
set abroach
;
malŝtopi
(versnellen; accelereren);
pick up
(ophalen)
🔗 Hij trok de wenkbrauwen op en staarde misprijzend naar het voedsel.
(bouwen);
🔗 Het hout, waarvan dit gebouw was opgetrokken, was nieuw.
(calqueren; natrekken)
(langsgaan; passeren; voorbijgaan; voorbijlopen)
stall
staŭli
(bekleden)
tegi
(rondreizen)
wander about
; ;
kuntiri
(intrekken);
🔗 Hij keek naar zijn teruggetrokken hand en een doordringende, onaangename geur bereikte zijn neusgaten.
(gelaatstrek);
trait
🔗 Ik lette meer op de trekken van de derde persoon, degene die Random nooit eerder had gezien, zoals hij had gezegd.
🔗 In de middag gunde hij de trekdieren een tijdlang rust.
migra kolombo
trekhaak
towbar
(harmonica; trekzak)
diatonic button accordion
trekkend
migrant
migrema
trigger
🔗 Hij haalt de trekker over.
drawer
(tractor)
🔗 Het vervoer vindt plaats met een krachtige trekker.
(attractie)
🔗 Hoe maak je je tuin een trekpleister voor vogels en insecten?
trekpot
(theepot)
teapot
treksluiting
(rits; ritssluiting)
zipper
;
zip fastener
trektocht
hiking
;
(harmonica; trekharmonica)
diatonic button accordion
(uitwijken)
emigrate
(rekken)
(bestemmen)
earmark
🔗 Als beginner moet u ongeveer een half uur tot één uur voor iedere training uittrekken.
(afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen);
🔗 Hij trok zijn jas uit en legde die over een stoel.
(uitrukken)
wrest
(ontlokken; tappen; trekken; eruit trekken);
🔗 Toen zij eenmaal de kamer uit waren, sloegen ze haar bijna bewusteloos en trokken ze enkele van haar nagels uit.
(afgaan; heengaan; ervandoor gaan; weggaan; zich verwijderen; opstappen); ;
🔗 De volgende morgen vertrok Robert.
(kamers)
quarters
ĉambroj
(begunstigen; bevoordelen; gunstig gezind zijn)
(slepen)
drag along
(aftrekken)
fortiri
🔗 Heb jij ooit de etensbak van je eigen hond durven wegtrekken?

NederlandsEngels
trekken attract; backpack; become warped; bob; brace; derive; draught; draw; drawing; educe; extract; flit; force; go; haul; hike; jerk off; lug; make; march; migrate; move; permeate; pluck; puff; pull; receipt; rule; strain; take out; tow; traction; trek; tug; tweak; twist; twitch; wank off; warp
aan de bel trekken raise the alarm; sound the alarm; pull the bell
aan de touwtjes trekken pull the strings
aan het kortste eind trekken have got hold of the wrong end of the stick; come off second‐best; come off worst; get the worst of it; have the worst end of the staff
aan zijn haar trekken pull one’s hair
aan zijn trekken komen come into one’s own
bijstand trekken live on social security
de aandacht trekken attract attention; be in evidence; catch attention
de lijn trekken swing the lead
een les trekken uit draw a lesson from
een prijs trekken draw a prize
een tand laten trekken have a tooth out; have a tooth drawn
een tand trekken draw a tooth
een vergelijking trekken make a comparison; draw a parallel
een wissel trekken draw a bill
een wissel trekken op draw a bill on
eropuit trekken set out; set forth
heen en weer trekken pull about; go up and down the country
het trekt hier there is a draught here
hij trekt met zijn mond his mouth twitches
iemand aan de oren trekken pull somebody’s ears
iemand aan zijn oren trekken pull somebody’s ears
iemand de kleren van het lijf trekken tear the clothes from somebody’s back
iemand opzij trekken draw somebody aside
lering trekken uit learn from
met zijn been trekken have a limp in one’s leg
partij trekken voor take part with; stand up for
ten strijde trekken go to war; be on the war‐path; go on the war‐path
trekken aan draw on; heave at; lug at; pluck at; pull; pull at; tug; tweak; strain at; tear; tug at; twitch; tear at; puff at
trekken in soak into
trekken naar move; march
uit elkaar trekken pull to bits; pull to pieces; pull apart
van de bijstand trekken live on social security
zich de haren uit het hoofd trekken tear one’s hair
zijn trekken thuis krijgen have one’s chickens come home to roost
aantrekken raise; draw tighter; tighten; harden; stiffen; firm up; appeal to; attract; brace; don; draw; draw on; magnetize; pull in; put on; take up the slack
aftrekken abstract; bate; deduct; defalcate; draw away; draw off; extract; jerk off; pull; pull off; subtract; toss off; tear off; fire; fire off; withdraw; march off; retreat; blow over; pull the trigger; wank
bekketrekken clown
betrekken embroil; fall; gloom; grow overcast; implicate; involve; take possession of; take up; move into; get; order; become overcast; cloud over
bijtrekken draw nearer; pull nearer; draw near; pull near; join onto; add onto
binnentrekken march in; march into
dichttrekken draw; shut; pull to
doortrékken imbue; impregnate; ingrain; leaven; penetrate; permeate; pervade; soak
dóórtrekken continue; extend; flush; traverse; pull through; go through; march through; pull the plug; travel
draadtrekker wire‐drawer
intrekken cancel; discontinue; draw in; pull in; recall; repeal; rescind; retract; revoke; withdraw; retire; move in; march in; pull
kromtrekken cast; hump; warp
lijntrekken swing the lead; shirk; skive; be on the skive; malinger; shirk duty
loontrekker wage earner; wageworker
lostrekken unknit
meetrekken drag along; go with; travel with
natrekken check out; trace out; trace over; follow; trace; copy; check; verify
neertrekken pull down; draw down
omhoogtrekken pull up
omvertrekken pull down
onttrekken abstract; withdraw; withhold
opentrekken draw; draw back; uncork; unzip; open
optrekken accelerate; cock; consort; draw; draw up; gather up; hitch up; hunch; lift; pick up; pull ahead; pull away; pull up; put up; raise; run up; turn up; shrug; march
óvertrekken clear off; pass; trace; pull across; pull; blow over
overtrékken case; cover; encase; recover; stall; sheet; upholster; overdraw; overact
rondtrekken go round; itinerate; tramp; go about; wander about
samentrekken constrict; contract; draw together; gather; purse; tighten; knit; concentrate; unite
stuiptrekken be in convulsions; lie in convulsions
terugtrekken draw back; pull back; retract; retreat; withdraw; withdrawal; fall back; retire
touwtrekken tug of war
trek appetence; appetite; draught; draw; drift; feature; groove; haul; inclination; lineament; migration; pull; stroke; trait; trek; vein; vogue; touch; trick; puff; dash; mind
trekbal twister
trekdier draught‐animal; yoke‐animal
trekduif passenger pigeon; wild pigeon
trekhaak towing‐hook
trekharmonica diatonic button accordion; accordion
trekhond draught‐dog
trekkebekken bill and coo
trekkend ambulant; attrahent; migratory; tractive; wayfaring
trekker chain; drawer; puller; trigger; tractor; hiker; tab; tag; pull chain
trekkracht pull; traction; drawing‐power; tractive power
treknet drag‐net; seine
trekontlasting pull relief
trekpaard carthorse; draught‐horse; draught
trekpen drawing‐pen
trekpleister blister; draw; vesicant; vesicatory; attraction
trekpop jumping‐jack
trekpot teapot
trekproef tension test; pull test
trekschakelaar pull switch
trekschroef tractor screw
trekschuit towboat
treksel brew; brewage; infusion
treksluiting slide fastener; zip fastener; zip; zipper
trektijd migration time
trektocht hike
trekvaart ship‐canal
trekvast tension‐proof
trekvogel bird of passage; migrant; migratory bird; visitant; visitor
trekzaag cross‐cut saw; whip‐saw
trekzak diatonic button accordion
trekzalf ichthyol
uittrekken abstract; allow; draw; draw out; earmark; extirpate; extirpation; extract; get off; go out; pull off; pull out; put off; remove; strip off; take off; set aside; march out; set out; set forth; move out
vertrekken be off; depart; fare forth; get off; go away; leave; make a move; pull out; push off; quarters; take one’s departure; twist; start; start off; start out; screw up; set off; set out; go off; sail; distort
voorbijtrekken parade; pass; pass over; march past
voortrekken favour; treat with marked preference
voorttrekken draw; traction; draw on; drag along; march on
wegtrekken beat a retreat; draw; draw away; flit; move off