Dictionnaire néerlandais–français

Traduction française du mot néerlandais doen

néerlandais → français
  
néerlandaisfrançais (traduit indirectement)espéranto
(handelen; optreden; te werk gaan; handelen)
agir
;
opérer
(laten; maken);
rendre
🔗 Een nieuw geluid deed hem opschrikken.
(plaatsen; steken; stoppen; zetten)
appliquer
; ;
poser
🔗 Die gaf zijn gevangenen nog goed te eten, al deed hij wat veel knoflook in de soep.
(indienen; optreden; spelen; voorstellen; brengen);
🔗 Nu zal ik jullie een voorstel doen.
affinier
;
purifier
🔗 Ze ging zitten voor een enorme toilettafel en begon haar haar te doen.
(begaan; maken; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren)
🔗 Wat nu te doen?
(nemen)
🔗 Marino moet zijn plicht doen en de waarheid vertellen.
doen alsof
(voorgeven; voorwenden)
prétexter
;
se retrancher
seksumi
(erg zijn; uitmaken; ertoe aankomen)
importer
🔗 Dat doet niet ter zake!
faire escale à
;
s’arrêter à
;
toucher à
halti en
🔗 Je hebt Gozed nooit aangedaan?
(aantrekken; opzetten)
imposer
; ;
revêtir
🔗 Ga je trui aandoen.
(aanknippen; aanzetten; inschakelen)
allumer
;
brancher
;
mettre en circuit
;
mettre en marche
;
mettre le contact
; ;
tourner
;
tourner l’interrupteur
🔗 Zal ik de lamp aandoen?
(afleggen; afzetten; uitdoen; uittrekken)
enlever
🔗 Ik ging gisteren boodschappen doen en ik durfde mijn capuchon niet af te doen.
(bijvoegen; toevoegen)
adjoindre
;
ajouter
;
joindre
(dichtmaken; sluiten; toedoen)
fermer
🔗 De oude man wilde de deur weer dichtdoen maar Cugel zette zijn voet ertussen.
action
;
activité
🔗 Ik kan niet tegen dit gedoe.
(imiteren; nabootsen; navolgen)
copier
;
🔗 Langzamerhand is hij gaan begrijpen wat ze bedoelden en is hij het gaan nadoen.
(werkeloosheid)
désœvrement
;
inactivité
🔗 Een hoop mensen zouden maar al te graag betaald worden voor nietsdoen!
(beroven)
dépouiller
🔗 Het was een zonnige dag en de bediende Joost was bezig het gazon van onkruid te ontdoen.
(openen; openmaken; openstellen; openslaan; aanbreken)
🔗 Ga opendoen!
(overmaken)
refaire
🔗 Want natúúrlijk zou ik het niet over willen doen.
(verkopen)
(belonen; lonen; vergelden; wedervergelden)
récompenser
(dichtdoen; dichtmaken; sluiten)
fermer
action
;
activité
🔗 Hij bevond zich twintig voet van de plaats waar hij die eerste maal, ook al door toedoen van Iucounu, was neergezet.
toedoen
aide
(afdoen; afleggen; afzetten; uittrekken)
enlever
🔗 Donner zal zijn vest uitdoen.
(blussen; doven; uitblussen; uitdoven; uitmaken)
éteindre
🔗 Doe die toorts uit voor we stikken!
(opmaken; verknoeien; verkwisten; vermorsen; verspillen)
dissiper
;
gaspiller
;
prodiguer
🔗 Hij had tijd genoeg, maar hij was niet van plan die tijd te verdoen.
(bevredigen; tevreden stellen; tevredenstellen)
contenter
;
satisfaire
(toereiken; toereikend zijn; voldoende zijn; volstaan)
🔗 Volgens Venizélos heeft Griekenland al voldaan aan alle eisen voor de goedkeuring van de hulp.
appliquer
;
apposer
almeti
(opruimen; verwijderen; wegruimen)
ôter
;
supprimer
🔗 Doe dat wapen weg en wij zullen vrienden blijven.