Information du mot dichtdoen (néerlandais → espéranto: fermi)

Synonymes: dichtmaken, sluiten, toedoen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈdɪɣdun/
Césuredicht·doen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) doe dicht(ik) deed dicht
(jij) doet dicht(jij) deed dicht
(hij) doet dicht(hij) deed dicht
(wij) doen dicht(wij) deden dicht
(jullie) doen dicht(jullie) deden dicht
(gij) doet dicht(gij) deedt dicht
(zij) doen dicht(zij) deden dicht
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) dichtdoe(dat ik) dichtdede
(dat jij) dichtdoe(dat jij) dichtdede
(dat hij) dichtdoe(dat hij) dichtdede
(dat wij) dichtdoen(dat wij) dichtdeden
(dat jullie) dichtdoen(dat jullie) dichtdeden
(dat gij) dichtdoet(dat gij) dichtdedet
(dat zij) dichtdoen(dat zij) dichtdeden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
doe dichtdoet dicht
Participes
Participe présentParticipe passé
dichtdoend, dichtdoende(hebben) dichtgedaan

Exemples d’usage

De oude man wilde de deur weer dichtdoen maar Cugel zette zijn voet ertussen.
Vlak voordat ze het water raken, doen ijsvogels hun ogen dicht om ze te beschermen.

Traductions

afrikaanssluit; toemaak
allemandschließen; verschließen; zumachen; abschließen; beenden; abstellen; stillegen; abdrehen; zudrehen; einschließen; stecken
anglaisclose; shut
anglais (vieil anglais)fordyttan; lucan
catalantancar
danoislukke
espagnolcerrar
espérantofermi
féringienlata aftur
finnoissulkea
françaisfermer
frison occidentaltichtdwaan
frison saterlandfersluute; pänje; sluute; ticht moakje
galloiscau
italienchiudere
latinclaudere
papiamentosera
polonaiszamykać
portugaisfechar
roumainînchide
russeзакрывать; закрыть
scotsclose
tchèquezavírat; zavřít
thaïปิด
turckapamak