Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitrustingsstuk
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(inrichting; uitrusting; armamentarium) | ; ; | |
🔗 Sandy was onmiddelijk nadat zijn plan was goedgekeurd, naar Raratonga vertrokken en hij had alle voorraden en uitrustingsstukken meegenomen. | ||
; ; belle | ||
(defect; kapot) | broken ; out of order | |
(akte; document; papier; schriftuur; oorkonde) | ; ; | |
🔗 Morgen kom ik zelf met de nodige stukken ter ondertekening. | ||
(brok; fragment) | ; ; ; | |
piece of music | ||
(gebroken; kapot) | broken | rompita |
(stoot) | bit of crumpet | |
(toneelstuk) | ; | |
🔗 Zijn gezicht was zo kalm alsof hij in de schouwburg naar een stuk keek waarvan hij verloop en ontknoping al kende. | ||
(deel; gedeelte; onderdeel; part) | ; | |
🔗 Conan liep op het in elkaar gevallen stuk toe, deed een paar passen achteruit en stormde toen naar voren. | ||
; | ||
🔗 Marie gaf hem een tinnen kom met water en een stuk zeep, welke voorwerpen hij buiten de deur op een bank zette. | ||
(bonk; brok; eindje) | ; ; | |
🔗 Zoals u wel begrijpen zult, moest ik daarbij wat rotsblokken en stukken boomstronk verwijderen die me in de weg stonden. | ||
(schilderij; schildering; schilderstuk) | ||
🔗 De enige die macht over hem heeft, is de vent die z’n handtekening op het stuk heeft gezet. | ||
(inrichting) | ; ; | |
🔗 Het tweetal bracht hun uitrusting aan dek. |
Dutch | English |
---|---|
stuk | ⇆ article; ⇆ bint; ⇆ bit; ⇆ bit of crumpet; ⇆ broken; ⇆ cake; ⇆ cantle; ⇆ cantlet; ⇆ chessman; ⇆ chick; ⇆ chop; ⇆ clip; ⇆ cut; ⇆ cutting; ⇆ deed; ⇆ disabled; ⇆ document; ⇆ doll; ⇆ dolly bird; ⇆ draughtsman; ⇆ feat; ⇆ fragment; ⇆ gone to pieces; ⇆ gun; ⇆ head; ⇆ in pieces; ⇆ instrument; ⇆ item; ⇆ joint; ⇆ length; ⇆ lump; ⇆ man; ⇆ out of order; ⇆ paper; ⇆ part; ⇆ peach; ⇆ picture; ⇆ piece; ⇆ play; ⇆ security; ⇆ slice; ⇆ smasher; ⇆ snatch; ⇆ stretch; ⇆ tablet; ⇆ unit; ⇆ way |
uitrusting | ⇆ accoutrement; ⇆ accoutrements; ⇆ apparel; ⇆ appointment; ⇆ appurtenances; ⇆ caparison; ⇆ equipage; ⇆ equipment; ⇆ gear; ⇆ get‐up; ⇆ implements; ⇆ kit; ⇆ outfit; ⇆ paraphernalia; ⇆ rig; ⇆ rigging; ⇆ rig‐out; ⇆ rig‐up; ⇆ store; ⇆ trim; ⇆ turnout |
uitrustingsstukken | ⇆ equipment |