English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word lump

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(chunk; clod; ball; hunk; wad); ; ;
(fragment; piece; snatch);
(bit; piece; chunk; patch); ;
(mass)
(bump; knob; knot; protuberance; gnarl)
(cube)
lump of sugar
(sugar lump)
sugar lump
(lump of sugar)
lumpish
(awkward)
plumpa

EnglishDutch
lump bobbel; bonk; brok; buil; bult; homp; klomp; klont; klontje; kluit; kluitje; knobbel; prop; pummel; slikken; stuk; zoutzak
a lump sum een ronde som; een som ineens
feel a lump in one’s throat een brok in de keel hebben
have a lump in one’s throat een brok in de keel hebben
if you don’t like it, you can lump it je hebt het maar te slikken; lieverkoekjes worden niet gebakken
in the lump bij de roes; en bloc
lump it het slikken
lump of sugar suikerklontje
lump together bijeengooien; over één kam scheren; samennemen
lump under indelen bij; over één kam scheren met
lump with indelen bij; over één kam scheren met
sell by the lump in massa verkopen
sugar lump suikerklontje
lumper losser en lader
lump‐sugar suikerklontjes
lumpy bobbelig; bultig; klonterig