Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bonk

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(brok; stuk);
(bonzen)
frapegi
🔗 Haar hart bonkte.
(zeerob)
sea‐dog
🔗 Want het gaat tenslotte niet aan dat een ruwe zeebonk meer weet dan een heer.

DutchEnglish
bonk chunk; hulk; lump
een bonk van een kerel a hulking lump of a fellow
bonken fuck; pound; thump