English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word slice

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
slice (cut; cutting)	moot ; plak ; schijf ; snee ; sneetje	tranĉaĵo
slice (cut)	snijden	tranĉi
slice (cut)	snijden	tranĉi
slice of bread and butter	boterham	buterpano

English	Dutch
slice	⇆ aandeel; ⇆ deel; ⇆ dwarsdoorsnede; ⇆ dwarsdoorsnee; ⇆ effect; ⇆ effectbal; ⇆ fragment; ⇆ in dunne plakjes snijden; ⇆ in sneetjes snijden; ⇆ lap; ⇆ met effect slaan; ⇆ moot; ⇆ partje; ⇆ plak; ⇆ schijf; ⇆ schijfje; ⇆ snee; ⇆ sneetje; ⇆ snijden; ⇆ spatel; ⇆ stuk; ⇆ visschep
middle slice	⇆ middelmoot; ⇆ middenmoot
slice of bread and butter	⇆ boterham
slice up	⇆ in dunne plakjes snijden; ⇆ in sneetjes snijden
fish‐slice	⇆ vismes; ⇆ visspaan
sliced	⇆ gesneden
slicer	⇆ schaaf; ⇆ snijder; ⇆ snijmachine