English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word gun

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(rifle)
(firearm)
(pistol)
antitank gun
(bazooka)
voorbarig zijn
🔗 Am I jumping the gun, Baldrick, or are the words “I have a cunning plan” marching with ill‐deserved confidence in the direction of this conversation?
gunboat
gun‐fire
(firing; fire; shooting; fusillade)
; ; ; ;
(shooter)
(shooter)
🔗 Police said the gunman, who was shot dead, was an employee who had reportedly just been fired.
gunner
(artilleryman)
gunpowder
(powder)
;
gun‐turret
(turret; barbette)

EnglishDutch
gun geweer; jagen; jager; kanon; pistool; revolver; saluutschot; schieten; schietgeweer; spuit; spuitpistool; stuk; vuurwapen
anti‐aircraft gun afweerkanon
antitank gun antitankgeschut
be going great guns lopen als een trein
be gunning for het gemunt hebben op
big gun hoge ome; hoge piet
blow great guns verschrikkelijk stormen
blow guns verschrikkelijk stormen
fire the starting gun het startschot lossen
great gun hoge ome; hoge piet
gun down neerschieten
gun licence wapenvergunning
jump the gun het startschot niet afwachten; op de zaak vooruitlopen; te vroeg van start gaan; voorbarig zijn
naval gun scheepskanon
quick‐firing gun snelvuurkanon
son of a gun beroerling; lammeling
spike the guns of buiten gevecht stellen; een eind maken aan
staple gun nietpistool
stick to one’s gun voet bij stuk houden
stick to one’s guns voet bij stuk houden
sub‐machine gun handmitrailleur
airgun luchtbuks; windbuks; windroer
flashgun flitsapparaat; flitser
flint‐gun vuursteengeweer
gun‐barrel geweerloop
gunboat kanonneerboot
gun‐carriage affuit
gun‐case geweerfoedraal
gun‐cotton schietkatoen
gun‐deck batterijdek
gun‐fire geschutvuur; geweervuur; kanonvuur
gunmaker geweermaker
gunman bandiet; gangster; geweerdrager
gun‐metal dof blauwgrijs; geschutbrons
gunner artillerist; boordschutter; kanonnier; konstabel; schutter
gunpowder buskruit; kruit; poeder; pulver
gun‐range schootsafstand; schootsverheid
gun‐runner wapensmokkelaar
gun‐running wapensmokkel; wapensmokkelarij
guns geschut
gunshot draagwijdte; geweerschot; kanonschot; pistoolschot; reikweidte; schootsafstand
gunslinger revolverheld
gunsmith geweermaker
gun‐stick laadstok
gun‐stock geweerkolf
gun‐turret geschutkoepel; geschuttoren
handgun handvuurwapen
harpoon‐gun harpoenkanon
machine‐gun machinegeweer; mitrailleren; mitrailleur
muzzleloading‐gun voorlader
needle‐gun naaldgeweer
oil‐gun oliespuit
popgun proppenschieter
shotgun jachtgeweer
sporting‐gun jachtgeweer
spray‐gun spuit; spuitpistool; verfspuit
squirt‐gun waterpistool
starting‐gun startpistool
tommy‐gun pistoolmitrailleur
whaling‐gun harpoenkanon