Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word vuurwapen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; firearm | ||
🔗 Heb je een vergunning voor het dragen van vuurwapens? | ||
(blaffer) | ||
🔗 De drie reizigers gingen bij het vuur zitten. | ||
(gloed) | glow ; ; | |
🔗 „Ketterij”, zei Traz Onmale, maar zonder veel vuur. | ||
🔗 Van vuur zijn ze niet bang. | ||
(ambitie; ijver) | ; | |
(vlam) | ||
(heftigheid; onstuimigheid) | impetus ; ; ; | |
(gloed; pit; pittigheid; verve) | verve ; ; | |
🔗 In het vuur van hun gesprek hadden de beide heren niet op de omgeving gelet, en daardoor was het hun ontgaan dat er door het luchtruim een ballon naderde. | ||
(blazoen; wapenschild) | ; coat‐of‐arms | |
🔗 Wat is je wapen ook weer? | ||
🔗 Hebben jullie wapens? |
Dutch | English |
---|---|
vuurwapen | ⇆ firearm; ⇆ gun |
handvuurwapen | ⇆ handgun |
vuur | ⇆ ardency; ⇆ ardour; ⇆ bonfire; ⇆ dry‐rot; ⇆ eagerness; ⇆ fervency; ⇆ fire; ⇆ flame; ⇆ glow; ⇆ heat; ⇆ ingle; ⇆ mettle; ⇆ élan; ⇆ verve; ⇆ zeal; ⇆ spirit; ⇆ rot; ⇆ vim |
wapen | ⇆ arm; ⇆ armorial bearings; ⇆ arms; ⇆ coat; ⇆ coat of arms; ⇆ escutcheon; ⇆ weapon; ⇆ arm of service |