English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word flame

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 Hydrogensulphide burns in oxygen with a blue flame to form sulphurdioxide (SO₂) and water.
(flare)
🔗 Wulfhere’s eyes flamed.
burst into flames
in vlammen uitbarsten
flaming Katy
(Christmas kalanchoe; Madagascar widow’s‐thrill)
gevlamd katje
blosfelda kalankoo
(ardent; afire; aglow; burning)
(ablaze; alight; flaming)
in lichterlaaie
;
vlammend
flamanta
🔗 Reflected fire made the blade seem aflame.
(fiery);
flaming
(ablaze; aflame; alight)
vlammend
flamanta
(inflammable)
🔗 Ammoniumnitrate is not flammable in itself.
ontsteking veroorzaken
inflamigi

EnglishDutch
flame hitte; ontvlammen; opvlammen; schitteren; vlam; vlammen; vuur
add fuel to the flames olie op het vuur gooien
blowpipe flame steekvlam
burst into flame opvlammen; plotseling in brand vliegen
burst into flames opvlammen; plotseling in brand vliegen
fan the flames olie op het vuur gooien
flame up opstuiven; opvlammen; opvliegen
flaming Katy gevlamd katje
go up in flames in vlammen opgaan
old flame jeugdliefde; oude vlam
throw oil on the flames olie op het vuur gieten
aflame gloeiend; in vlam
flame‐colour vlamkleur
flamed gevlamd
flameproof onbrandbaar; vuurvast
flame‐retardant vlamvertragend
flame‐thrower vlammenwerper
flaming verdomd; verrekt; vlammend
flammable brandbaar; ontbrandbaar
flamy vlammend; vlammen‐; vurig
gas‐flame gasvlam
inflame doen gloeien; doen ontvlammen; doorgloeien; ontsteken; ontvlammen; verhitten; vlam vatten