Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kanonvuur

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kanonnade)
shelling
cannon
🔗 Deze hele operatie, plus de oplevering van het feilloos gegoten kanon, zou uiterlijk 15 oktober volgend jaar klaar moeten zijn.
🔗 De drie reizigers gingen bij het vuur zitten.
(gloed)
glow
; ;
🔗 „Ketterij”, zei Traz Onmale, maar zonder veel vuur.
🔗 Van vuur zijn ze niet bang.
(ambitie; ijver);
(vlam)
(heftigheid; onstuimigheid)
impetus
; ; ;
(gloed; pit; pittigheid; verve)
verve
; ;
🔗 In het vuur van hun gesprek hadden de beide heren niet op de omgeving gelet, en daardoor was het hun ontgaan dat er door het luchtruim een ballon naderde.

DutchEnglish
kanonvuur cannonade; gun‐fire
kanon cannon; gun
vuur ardency; ardour; bonfire; dry‐rot; eagerness; fervency; fire; flame; glow; heat; ingle; mettle; élan; verve; zeal; spirit; rot; vim