Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord pay increase
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
increase (ascend; go up; advance) | ||
increase (freshen; strengthen; grow stronger) | ; | plifortiĝi |
increase (enlargement; aggrandizement; expansion) | ||
increase (enlarge; aggrandize; augment; grow; get bigger; get larger; grow larger; make larger) | ; ; ; groter worden | |
increase (enlargement) | ||
increase (augment; heighten; raise; amplify) | ; ; | |
increase (augment; grow; rise) | ; ; ; | |
increase (accruement) | ; toename ; | |
increase (rise) | uitbreiding | |
increase (grow; raise) | doen groeien ; laten groeien | |
(rise) | ||
🔗 UK government data released in May show that 117,000 citizens of other EU countries left Britain in 2016, an increase of 36% over the previous year. | ||
(step up) | ||
🔗 May’s plan was to increase her tiny majority in parliament to over 100 seats. | ||
(ante up) | ; | |
🔗 But he never paid his creditors a penny. | ||
(salary; wage; wages; remuneration; stipend) | ; ; ; ; traktement | |
; | salajri | |
pagegi | ||
(sou; halfpenny) | ||
; | ||
🔗 Have you paid him for it? | ||
(pay for) | ; | |
🔗 I’ll pay any price in my power if you help him. | ||
🔗 If you do not like it, you need not pay. |
Engels | Nederlands |
---|---|
pay increase | ⇆ salarisverhoging |
increase | ⇆ aangroei; ⇆ aangroeien; ⇆ aanwakkeren; ⇆ aanwas; ⇆ aanwassen; ⇆ doen aangroeien; ⇆ doen toenemen; ⇆ groei; ⇆ groeien; ⇆ groter worden; ⇆ laten stijgen; ⇆ meerderen; ⇆ nageslacht; ⇆ opvoeren; ⇆ opvoering; ⇆ prijsverhoging; ⇆ stijgen; ⇆ stijging; ⇆ toename; ⇆ toenemen; ⇆ toeneming; ⇆ uitbreiden; ⇆ vergroten; ⇆ vergroting; ⇆ verhogen; ⇆ verhoging; ⇆ vermeerderen; ⇆ vermeerdering; ⇆ versterken; ⇆ verzwaren; ⇆ wassen; ⇆ zich vermeerderen |
pay | ⇆ aanzuiveren; ⇆ besteden; ⇆ betalen; ⇆ betaling; ⇆ betuigen; ⇆ bezoldigen; ⇆ bezoldiging; ⇆ de moeite lonen; ⇆ gage; ⇆ honoreren; ⇆ lonen; ⇆ loon; ⇆ opbrengen; ⇆ renderen; ⇆ salaris; ⇆ salariëren; ⇆ soldij; ⇆ traktement; ⇆ uitbetalen; ⇆ uitkeren; ⇆ vergelden; ⇆ vergoeden; ⇆ voldoen |