Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord betalen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(uitkeren)
🔗 Dat betekent dat ze elk 9 euro hebben betaald.
(voldoen);
pay for
🔗 De vis wordt duur betaald.
(uitbetalen)
🔗 Deze vent heeft mij niet betaald.
🔗 Ik heb dubbel betaald.
(betaling)
🔗 De oud‐advocaat van Donald Trump, Rudy Giuliani, is door een Amerikaanse jury veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 148 miljoen dollar, zo’n 136 miljoen euro.
make a down payment
pagi la unuan parton
(delgen)
pay off
finpagi
pay on account
pagi parte
(amortiseren; aflossen)
(voldaan)
paid
giro cheque
debit card
;
giro cheque
pay‐office
paymaster
paymaster
means of payment
🔗 Wij kunnen zoveel harde betaalmiddelen binnenkrijgen als wij van node hebben.
(betalingswijze)
payment method
(storting; uitbetaling; betalen)
(storting; uitbetaling)
payment
(bijpassen)
pay extra
pay extra
pagi aldone
(vergelden; betaald zetten)
refund
;
reimburse
ristorni
(betalen)
🔗 „O,” zei de man die het eerst gesproken had, „ze vinden vast wel een smoesje om ons dat geld niet uit te hoeven betalen, ook al nemen we de schurk gevangen.
;
pay in advance
🔗 Ik heb niet vooruitbetaald.

NederlandsEngels
betalen ante; ante up; defray; disburse; discharge; pay; pay for; pay up; settle; stand paymaster
betalen met pay with; pay in
het best kunnen betalen be able to afford it
het betaalt goed it pays; it pays well
het is met geen geld te betalen money cannot buy it; it’s priceless
slecht betalen not be pucntual in paying; underpay
wie zal dat betalen? who is to pay?
zich goed laten betalen charge heavily
aanbetalen deposit; make a down payment
afbetalen amortize; pay off; pay up; pay on account
betaald pensionary; paid; paid for
betaalkaart giro cheque; debit card
betaalkantoor pay‐office
betaalmeester paymaster
betaalmiddel circulating medium; currency; tender
betaalwijze payment method
betaling pay; payment
bijbetalen pay in addition; pay extra
doorbetalen continue to pay wages
meebetalen come in
nabetalen pay afterwards
onderbetalen underpay
terugbetalen pay back; refund; reimburse; repay; return
uitbetalen disburse; hand over; pay; pay out; pay down
vooruitbetalen prepay; pay in advance