Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord open‐and‐shut case

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(affair; matter)
(box)
🔗 Inside nestled were two hard leather cases.
🔗 Adjectives in Esperanto agree in number and case with the noun they qualify.
(chance; event; occurrence; opportunity; instance; occasion; time)
🔗 Before the US mumps vaccination programme started in 1967, the CDC received reports of 186,000 cases each year.
(thing; matter; issue; question)
🔗 But in this case you are wrong.
(open up; clear); ; ; ; ;
🔗 It displays a list of all the currently open windows, allowing you to bring any window to the foreground by clicking on it.
(expound; unbundle; unpack; unwind; unwrap); ;
elvolvi
;
(unlock)
(extensive; spacious; vast; wide; capacious; commodious; huge; ample; baggy); ; ; ; ; ;
wijd
;
🔗 You may open your eyes.
(spare);
🔗 If not, please hold open a berth for me aboard the Clanche.
(close; adjourn); ; ;
🔗 North Korea has shut its borders due to the coronavirus pandemic.
(closed); ;
toe
🔗 It probably hasn’t occurred to him that others would prefer that he kept his mouth shut.

EngelsNederlands
open‐and‐shut case duidelijk geval; fluitje van een cent
case argument; band; casus; dek; doos; etui; foedraal; gedig; geding; geval; handkoffer; hok; huisje; huls; in een kist doen; insluiten; kas; kast; kist; koffer; koffertje; koker; naamval; opnemen; overtrek; overtrékken; pakkist; patiënt; proces; rechtszaak; schede; tas; toestand; trommel; verkennen; zaak
open aanbreken; banen; beginnen; blootleggen; geopend; gul; gulhartig; inleiden; onbedekt; onbeperkt; onbeslist; onbevangen; onbezet; ontginnen; ontluiken; onuitgemaakt; onverholen; open; open toernooi; open veld; open zee; openbaar; opendoen; opendraaien; openen; opengaan; openhartig; openkrijgen; openleggen; openlijk; openmaken; openslaan; openstellen; opentrekken; openzetten; opslaan; publiek; uitmonden; verruimen; vrij; zich ontsluiten; zich openen
shut dicht; dichtdoen; dichtgaan; dichtklappen; dichtmaken; dichtschuiven; dichttrekken; gesloten; sluiten; toe; toedoen; toedrukken; toegaan; toeslaan; zich sluiten