Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord finisheth
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
celtuŝi | ||
elfini | ||
(work out; develop; elaborate; perfect) | ellabori | |
(conclude; dispatch; expedite; settle) | ||
(finish off; finalize) | ; ; | |
(end; terminate; conclude; bring to an end; put the kibosh on; put an end to; have finished) | ; ; ; ; | |
(come to an end; end; end up; expire; conclude; draw to a close; draw to an end) | ; ; | |
finlabori | ||
(complete; complement; consummate) | ||
(prepare) | ; ; ; ; ; ; ; | |
🔗 I’ve finished it now. |
Engels | Nederlands |
---|---|
finish | ⇆ aantikken; ⇆ afbouwen; ⇆ afdoen; ⇆ aflopen; ⇆ afmaken; ⇆ afschrijven; ⇆ afwerken; ⇆ afwerking; ⇆ appreteren; ⇆ appretuur; ⇆ beëindigen; ⇆ de laatste hand leggen aan; ⇆ doden; ⇆ einde; ⇆ eindigen; ⇆ eindstreep; ⇆ finish; ⇆ finishen; ⇆ glans; ⇆ klaarkrijgen; ⇆ leegdrinken; ⇆ leegeten; ⇆ opdrinken; ⇆ opeten; ⇆ ophouden; ⇆ oproken; ⇆ slot; ⇆ uitdrinken; ⇆ uitlezen; ⇆ uitmaken; ⇆ uitroken; ⇆ uitscheiden; ⇆ uitscheiden met; ⇆ uitspreken; ⇆ vernis; ⇆ voleinden; ⇆ voleindigen; ⇆ voltooien |