Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord afbouwen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(aanleggen; optrekken);
🔗 Wie heeft die oude steden gebouwd?
(timmeren)
🔗 Dat is de plaats waar ik de jonk aan het bouwen ben.
(construeren)

NederlandsEngels
afbouwen cut down; finish; reduce; run down
bouwen build; construct; cultivate; culture; erect; fabricate; frame; grow; put up; raise; rear; throw