Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord afdoen
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(afleggen; afzetten; uitdoen; uittrekken) | ||
🔗 Ik ging gisteren boodschappen doen en ik durfde mijn capuchon niet af te doen. | ||
(afhandelen; afwikkelen) | conclude ; dispatch ; expedite ; ; | |
🔗 Berg je papieren op Dorknoper, dit is afgedaan. | ||
(handelen; optreden; te werk gaan; handelen) | ||
(laten; maken) | ||
🔗 Een nieuw geluid deed hem opschrikken. | ||
(plaatsen; steken; stoppen; zetten) | ||
🔗 Die gaf zijn gevangenen nog goed te eten, al deed hij wat veel knoflook in de soep. | ||
(indienen; optreden; spelen; voorstellen; brengen) | ; ; ; ; ; reenact ; ; represent ; constitute ; ; ; serve up | |
🔗 Nu zal ik jullie een voorstel doen. | ||
(maken) | making ; manifacture ; ; formation ; | |
; ; make clean ; purge ; ; | ||
🔗 Ze ging zitten voor een enorme toilettafel en begon haar haar te doen. | ||
(begaan; maken; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren) | ; | |
🔗 Wat nu te doen? | ||
; | ||
🔗 Hij deed alsof hij steeds dover werd en binnen de kortste keren hadden ze geen gesprekken meer. | ||
(toebrengen; aandoen; stellen; afsluiten; sluiten) | ; | |
🔗 Wil jij mij de eer doen om met me te trouwen? | ||
🔗 We moeten niet praten, maar doen. | ||
(nemen) | ||
🔗 Marino moet zijn plicht doen en de waarheid vertellen. |
Nederlands | Engels |
---|---|
afdoen | ⇆ clean; ⇆ clear; ⇆ conclude; ⇆ discount; ⇆ dispatch; ⇆ dispose of; ⇆ doff; ⇆ dust; ⇆ expedite; ⇆ finish; ⇆ get over; ⇆ pay off; ⇆ polish off; ⇆ settle; ⇆ slip off; ⇆ take off; ⇆ transact; ⇆ wipe |
afgedaan hebben | ⇆ be off; ⇆ have had one’s day |
dat doet er niets aan toe of af | ⇆ it doesn’t alter the fact; ⇆ that’s neither here nor there |
dit doet niets af van de waarde | ⇆ this does not detract from the value |
er iets afdoen | ⇆ knock off something; ⇆ take something off |
hij heeft afgedaan bij mij | ⇆ I have done with him; ⇆ I am through with him |
iets van de prijs afdoen | ⇆ knock off something; ⇆ take something off |
doen | ⇆ command; ⇆ conduct; ⇆ do; ⇆ give; ⇆ make; ⇆ put; ⇆ sound; ⇆ transact; ⇆ send; ⇆ take; ⇆ work; ⇆ be worth; ⇆ be; ⇆ fetch; ⇆ act; ⇆ doings |