Synoniemen: aanbieden, voorschotelen, bieden, doen, indienen, optreden, presenteren, spelen, vertonen, voorzetten, brengen, inbrengen, offreren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈvorstɛlə(n)/ |
---|
Afbreking | voor·stel·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stel voor | (ik) stelde voor |
(jij) stelt voor | (jij) stelde voor |
(hij) stelt voor | (hij) stelde voor |
(wij) stellen voor | (wij) stelden voor |
(gij) stelt voor | (gij) steldet voor |
(zij) stellen voor | (zij) stelden voor |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) voorstelle | (dat ik) voorstelde |
(dat jij) voorstelle | (dat jij) voorstelde |
(dat hij) voorstelle | (dat hij) voorstelde |
(dat wij) voorstellen | (dat wij) voorstelden |
(dat gij) voorstellet | (dat gij) voorsteldet |
(dat zij) voorstellen | (dat zij) voorstelden | >
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stel voor | stelt voor |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
voorstellend, voorstellende | (hebben) voorgesteld |
Jullie moeten allemaal heel beleefd zijn wanneer ik jullie voorstel.
Roger, waarom stel je onze gast niet voor aan meneer Gonzalo, die zoals gewoonlijk weer te laat is?
Deze officier stelde hen aan elkaar voor.
Ik had niets meer te doen dan mij aan mijn medewerkers voor te stellen, die in de woning van de hoofdingenieur op mij wachtten.
Mag ik mij voorstellen?
Een ogenblik later werd Stephens voorgesteld aan een kleine, stevig gebouwde man.