Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word slagwerker

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
slag (gevecht; treffen; veldslag)	battle	batalo
🔗 En zo eindigde ook zijn slag.
slag (flap; houw; klap; mep)	blow ; hit ; strike ; stroke ; lash	bato
🔗 De slag miste zijn doel niet.
slag (klap; klets; klop; tik; veeg)	knock ; blow ; hit ; strike ; stroke	frapo
slag (val)	snare ; trap	kaptilo
slag (handigheid)	expertness ; skilfulness ; ability ; competence ; aptitude ; skill	lerteco
slag	stroke	movo
🔗 Met krachtige slagen begon hij te zwemmen.
slag	grasp	preno
slag (aard; soort)	kind ; sort	speco
🔗 Dit is geen plaats voor jouw slag.
slag	agony	sortbato
🔗 Het is eigenlijk de zwaarste slag die we sinds lang te incasseren hebben gekregen.
slag (houw; klap; stoot; tik)	hit ; strike	trafo
🔗 Dat was zeker een hele slag?
slag (draai; keer; wending; zwaai; zwenking)	turn ; stroke	turno
werker	worker	laboranto
🔗 Toen deze wat opgetrokken was, kon men de beklagenswaardige werker met grote snelheid uit het puin zien komen, gevolgd door een regen van stenen die zijn verbolgen makkers hem nawierpen.
werker (arbeider; werkman)	worker	laboristo

Dutch	English
slagwerker	⇆ drummer; ⇆ percussionist; ⇆ percussion player
slag	⇆ smash; ⇆ bang; ⇆ bash; ⇆ battle; ⇆ beat; ⇆ blight; ⇆ blow; ⇆ bop; ⇆ bounce; ⇆ bump; ⇆ check; ⇆ chop; ⇆ clap; ⇆ crack; ⇆ crash; ⇆ crump; ⇆ cuff; ⇆ cut; ⇆ dash; ⇆ description; ⇆ drive; ⇆ hang; ⇆ hit; ⇆ hitch; ⇆ hurt; ⇆ impact; ⇆ kind; ⇆ kink; ⇆ knack; ⇆ knock; ⇆ lash; ⇆ manner; ⇆ peal; ⇆ percussion; ⇆ pulsation; ⇆ punch; ⇆ rap; ⇆ sort; ⇆ strike; ⇆ stroke; ⇆ thump; ⇆ type; ⇆ whisk; ⇆ stamp; ⇆ run; ⇆ shock; ⇆ shot; ⇆ class; ⇆ sweep; ⇆ toll; ⇆ travel; ⇆ trick; ⇆ turn; ⇆ warble; ⇆ whack; ⇆ box; ⇆ beating; ⇆ wave; ⇆ jug; ⇆ thud; ⇆ tack; ⇆ slap
werker	⇆ worker