English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tack

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(tack about; beat up against the wind; beat)
(go about; wear)
overstag gaan
taki
tack about
(tack; beat up against the wind; beat)

EnglishDutch
tack aanhangsel; gang; hals; het over een andere boeg gooien; koers; kopspijker; kopspijkertje; laveren; overstag gaan; prikken; richting; rijgen; rijgsteek; slag; spijkertje; spoor; toer; vastmaken; vastspijkeren
change one’s tack de bakens verzetten; het over een andere boeg gooien; overstag gaan
get down to brass tacks spijkers met koppen slaan
tack about laveren; overstag gaan
tack down vastspijkeren
tack something on iets hechten aan; iets rijgen aan; iets vastmaken aan
tack something onto iets vastmaken aan
tack together aaneenrijgen
tin tack vertind spijkertje
try another tack het over een andere boeg gooien