English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bang

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(slam)
klakfermi
(explosion; outbreak; outburst; blast);
(slam); ;
(crash; thump);
pum
frapegi
(explode; burst; detonate; backfire)
(fuck; screw; shag; shaft);
een beurt geven
Big Bang
Praknalo

EnglishDutch
bang afranselen; boem; bons; bonzen; bonzen met; dichtslaan; dichtsmakken; dreunen; een beurt geven; klap; klets; knal; knallen; net; neuken; overtreffen; paf; pang; pardoes; pats; plof; poffen; pony; ponyhaar; precies; rammen; ranselen; schieten; slaan; slaan op; slag; smak; smakken; stompen; toeslaan; vierkant; vlak
bang! pats!
bang at bonzen op
bang one’s fist on the table met de vuist op tafel slaan
bang one’s head against a brick wall met de kop tegen de muur lopen; met zijn kop tegen de muur lopen
bang the drum de grote trom roeren; op de trom slaan
bang up in de prak rijden
Big Bang Oerknal
go bang dichtslaan; dreunen; exploderen; naar de maan gaan
pop bang piefpaf
supersonic bang <klap bij het doorbreken van de geluidsbarrière>
bangs pony; ponyhaar
slap‐bang holderdebolder; ineens; pats
whizz‐bang gillende keukenmeid