English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word punch

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(Mr. Punch)
punch
punch
(puncture)
;
trui
punch
(pummel)
(Punch)

EnglishDutch
punch doorslaan; doorslag; drevel; drevelen; durf; fut; kaartjestang; knippen; kniptang; labberdoedas; opdoffer; oplawaai; perforator; pons; ponsen; por; punch; slaan; slaan op; slag; stansen; stomp; stompen; stoot
Punch Jan Klaassen
as pleased as Punch erg in zijn nopjes; inblij
be as pleased as Punch in zijn knollentuin zijn; in zijn nopjes zijn; zijn draai gevonden hebben
belt punch gatentang
dinking punch stansmes
letter punch lettertang
Mr. Punch Jan Klaassen
pack a punch hard toeslaan
pleased as Punch prinsheerlijk
pull no punches geen blad voor de mond nemen; vrijuit spreken
pull one’s punches het kalm aan doen; niet toeslaan; toegeeflijk zijn
Punch and Judy Jan Klaassen en Katrijn
Punch‐and‐Judy show poppenkast
punch bag stootzak
punch card ponskaart
punched card ponskaart
punched tape ponsband
punch machine ponsmachine
punch press ponsmachine
punch somebody up iemand een opdoffer verkopen
punch tape ponsband
punch‐drunk in de war; versuft
puncher ponsmachine; priem; stomper
punch‐line pointe
punch‐up knokpartij
ticket‐punch controletang