Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word grootmaken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(groot maken) | ; make big ; make large | |
groot maken (grootmaken) | ; make big ; make large | |
; | ||
(lang; rijzig) | ||
🔗 De grote man glimlachte triest. | ||
; ; ; | ||
🔗 Deze dieren zijn heel wat groter dan reeën. | ||
(volgroeid; volwassen) | ||
(royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd) | spacious ; ; | |
groschen | ||
🔗 En ik word de grootste magiër van het land. | ||
; ; | ||
🔗 Dat was zijn grote vergissing. | ||
🔗 Een nest van zeearenden is ongeveer 2 bij 2 meter groot en weegt zo’n 900 kilo. | ||
(doen ontstaan; formeren; instellen; opleveren; opwekken; in het leven roepen) | ||
🔗 Ik maakte geen vuur. | ||
(uitvoeren; vervaardigen) | ; | |
🔗 Hoe wordt een bronzen beeld gemaakt? | ||
(doen; laten) | ||
🔗 Dat maakte dat hij zich iets beter voelde. | ||
(creëren; scheppen) | ||
🔗 Ook de andere schilderijen die hier hangen, zijn niet in Londen gemaakt. | ||
(herstellen; repareren; verstellen) | ; repair ; | |
(scheppen) | ; | |
(aanmaak; vervaardiging; doen) | making | |
🔗 Heer Bommel was in zijn gemakkelijke stoel gaan zitten om rustig over het maken van een atoombom te kunnen nadenken. | ||
(begaan; doen; uithalen; uitrichten; verrichten; uitvoeren) | ||
🔗 Ten eerste moeten wij een keus maken. | ||
(aanmaken) | ||
🔗 Je moet voor mij een robot maken. | ||
; | ||
🔗 We moeten van de nood een deugd maken. |
Dutch | English |
---|---|
groot | ⇆ all‐out; ⇆ big; ⇆ bulky; ⇆ burly; ⇆ comprehensive; ⇆ egregious; ⇆ egregiously; ⇆ full‐size; ⇆ grand; ⇆ great; ⇆ groschen; ⇆ gross; ⇆ grown; ⇆ grown‐up; ⇆ large; ⇆ large‐scale; ⇆ major; ⇆ mighty; ⇆ profound; ⇆ signal; ⇆ spacious; ⇆ spanking; ⇆ tall; ⇆ vast; ⇆ voluminous; ⇆ wide |
maken | ⇆ repair; ⇆ fix; ⇆ amount to; ⇆ build; ⇆ coin; ⇆ coinage; ⇆ compose; ⇆ confect; ⇆ confection; ⇆ constitute; ⇆ construct; ⇆ create; ⇆ do; ⇆ draw; ⇆ fabricate; ⇆ form; ⇆ get up; ⇆ give; ⇆ make; ⇆ making; ⇆ manufacture; ⇆ take; ⇆ mend; ⇆ offer; ⇆ pass off; ⇆ produce; ⇆ raise; ⇆ realize; ⇆ render; ⇆ score; ⇆ send; ⇆ shape; ⇆ tailor; ⇆ turn; ⇆ volunteer; ⇆ drive |