English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word mend

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
mend
(patch; patch up)
; ; ;
(fix; repair); ; ;
🔗 For another month he mended roads in Purple Dale.
mend
(improve; set right; put right)
beter maken
mend one’s pace
ekmarŝi pli rapide
mend one’s pace
marŝi rapide
mend one’s pace
(step out)
;
(stuff; substance)
(affair; case)
(pus)
(business; cause; affair)
🔗 I have nothing more to say on the matter.
(thing; case; issue; question); ;
🔗 I have been busy with other matters.
🔗 Why does that matter so much?
(number; figure); ;
🔗 Labashi‐Marduk reigned only for a matter of months, being deposed by Nabonidus in late 560 BC.
(thing)

EnglishDutch
mend béteren; beter maken; beter worden; boeten; hersteld deel; herstellen; herstelling; lappen; maken; reparatie; repareren; stoppen; verbeteren; vermaken; verstelde plek; verstellen; vooruitgaan; zich beteren
be on the mend aan de beterende hand zijn
least said, soonest mended hoe minder je ervan zegt, hoe beter; spreken is zilver, maar zwijgen is goud; spreken is zilver, zwijgen is goud
mend one’s pace aanbenen; aanstappen; doorstappen; wat aanstappen; zijn tred versnellen
mend one’s ways zich beteren; zich verbeteren; zijn leven beteren
mend the fire wat op het vuur doen
on the mend aan de beterende hand
matter aangelegenheid; dracht; etter; kopij; kwestie; materie; stof; van belang zijn; zaak; zetsel
mendable herstelbaar; verstelbaar
mender hersteller; lapper; verstelster
mending herstelling; herstelwerk; reparatie; stoppage; verstelgoed; verstelling; verstelwerk