English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word produce

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(bear; yield); ;
🔗 Crimea, annexed by Russia in 2014, produces little wheat because of a lack of irrigation.
(conduct; effect; engineer; implement; realize); ; ;
(publish; bring out; elicit);
te voorschijn brengen
; ;
voor de dag komen met
(create)
producer
;
voortbrenger
producer
produktinto
(yield);
voortbrengsel
🔗 This book is the product of that experience.
(fertile; fruitful)
🔗 His visit to Eiselbar had been not only productive, but also enjoyable.
(prolific)
produktema
🔗 Three highly skilled programmers can be incredibly productive, and with three, you don’t need a manager.
(render)
reprodukti
🔗 Seeds are the primary way that trees reproduce and their seeds vary greatly in size and shape.

EnglishDutch
produce aanvoeren; bijbrengen; geven; landbouwproducten; laten horen; leveren; maken; opbrengen; opbrengst; opleveren; opvoeren; óverleggen; produceren; product; producten; ter wereld brengen; te voorschijn brengen; te voorschijn halen; teweegbrengen; tonen; verlengen; vertonen; voor de dag halen; voor de dag komen met; voor het voetlicht brengen; voortbrengen; voortbrengsel; voortbrengselen
agricultural produce landbouwproducten
dairy produce zuivelproducten
farm produce landbouwproducten
produce evidence bewijs leveren
producer generator; producent; programmamaker; vertoner; voortbrenger
producible aan te voeren; te produceren; te óverleggen
product product; resultaat; voortbrengsel; vrucht
productive producerend; productief; voortbrengend; vruchtbaar
reproduce namaken; reproduceren; vermenigvuldigen; voortplanten; weer voortbrengen; weergeven; zich vermenigvuldigen; zich voortplanten