Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word programmamaker

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(vervaardiger)
maker
(dader)
maker
(beginselverklaring; program);
🔗 Waar is mijn programma?
🔗 Je hebt mijn programma gehoord.
(ontwerp; plan)
🔗 James Bond vulde die derde dag met een bijna waanzinnig programma van musea, tentoonstellingen, de dierentuin en een film.
programme

DutchEnglish
programmamaker producer; programme maker
maker architect; author; constructor; fabricator; maker; wright
programma bill; card; curriculum; playbill; programme; scheme; platform; syllabus