English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word coin

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
; ;
🔗 Moiraine gave Perrin a coin, too.
(mint)
monfari
(mint)
stampi monerojn
coin box
(pay‐phone)
monera telefono

EnglishDutch
coin aanmunten; geld; geld slaan; geldsoort; geldstuk; maken; munt; munten; muntstuk; slaan; smeden; verzinnen
base coin slecht geld; vals geld
coin box munttelefoon
coin collection muntverzameling
coin it geld als water verdienen
coin money geld als water verdienen; geld slaan; geld verdienen als water
commemorative coin legpenning
copper coin kopergeld
gold coin goudgeld; goudstuk
notes and coin chartaal geld
pay somebody back in his own coin iemand met gelijke munt betalen
pay somebody in his own coin iemand met gelijke munt betalen
pay somebody in the same coin iemand met gelijke munt betalen
small coin kleingeld
the other side of the coin de keerzij van de medaille; de keerzijde van de medaille
token coin tekenmunt
coinage aanmunting; gemunt geld; maken; munt; munten; muntwezen; nieuw gevormd woord; smeden
coined gemunt
coiner valsemunter; verzinner
recoin hermunten