Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord stuck
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
be stuck | ||
(adhere) | ; | |
(adhere) | alteniĝi | |
(affix; attach; determine; fasten; fix; make fast; secure; set; appoint; belay; peg) | ; | |
(be stranded; attach) | ; zich vasthechten | |
(glue; paste) | ||
; | gluiĝi | |
(pick; stab; sting; pierce; prick; puncture; pique; jab; poke; goad; prickle) | ||
(push along; shove; slide; stuff; thrust) |
Engels | Nederlands |
---|---|
be stuck | ⇆ niet verder kunnen; ⇆ vastzitten |
be stuck with | ⇆ opgescheept zitten met |
get stuck | ⇆ blijven steken; ⇆ vastlopen; ⇆ vastraken |
get stuck in | ⇆ hard aan de slag gaan |
stuck on | ⇆ verliefd op; ⇆ verslingerd aan |
stick | ⇆ aanplakken; ⇆ beklijven; ⇆ besteken; ⇆ bijblijven; ⇆ blijven; ⇆ blijven hangen; ⇆ blijven kleven; ⇆ blijven steken; ⇆ blijven zitten; ⇆ de keel doorsnijden; ⇆ dooie diender; ⇆ doorstéken; ⇆ haperen; ⇆ hark; ⇆ houten klaas; ⇆ joint; ⇆ klemmen; ⇆ kleven; ⇆ kritiek; ⇆ lippenstift; ⇆ maatstokje; ⇆ niet verder kunnen; ⇆ opplakken; ⇆ pijp; ⇆ plakken; ⇆ rijsje; ⇆ saaie piet; ⇆ samenplakken; ⇆ staaf; ⇆ staak; ⇆ staf; ⇆ steel; ⇆ steken; ⇆ stickie; ⇆ stok; ⇆ stokje; ⇆ stoppen; ⇆ vastkleven; ⇆ vastplakken; ⇆ vaststeken; ⇆ vastzetten; ⇆ vastzitten; ⇆ wandelstok; ⇆ zetten |
unstuck | ⇆ los |