Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes lopen

Niederländisch → Deutsch
  
NiederländischDeutsch (indirekt übersetzt)Esperanto
(stromen; vlieten; vloeien); ;
strömen
🔗 Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat in zijn ogen liep.
(benen); ;
marschieren
;
🔗 Elak vermande zich en liep het water in.
(stappen; treden)
schreiten
;
paŝi
🔗 Hij en John liepen naar hun ouders, die in de menigte stonden te wachten.
(tippelen; wandelen)
promenieren
;
🔗 Hij hield de steen boven het glas van de koning en liet het zand erin lopen.
(varen)
🔗 Er loopt een pad naar de opening.
aan de grond lopen
(stranden; vastlopen)
auf Grund laufen
aan komen lopen
(beginnen met; nader treden; toetreden; komen aanlopen)
herantreten
anlaufen
;
zu laufen anfangen
;
zu rennen anfangen
;
loslaufen
🔗 Hij begon de treden van zijn bordes af te dalen, en de ambtenaar Dorknoper zette het verwilderd op een lopen.
sich verfangen
;
gefangen werden
;
in die Falle gehen
;
sich fangen lassen
;
hangen bleiben
;
sich festfressen
;
gefangen sein
🔗 De Utrechter liep vorig jaar tegen de lamp na een inbraak in zijn woning, waarbij onder meer een computer werd gestolen.
(aflopen; uitgaan; uitraken; verlopen)
enden
;
endigen
; ;
zu Ende gehen
;
ein Ende nehmen
; ;
🔗 De middag liep ten einde.
(eindigen; ophouden; uitgaan; verlopen; ten einde lopen)
enden
;
endigen
; ;
zu Ende gehen
;
ein Ende nehmen
; ;
🔗 Dit loopt slecht af.
;
sich beugen
;
sich verbeugen
;
sich neigen
;
sich verneigen
(luiden)
hallen
; ; ;
schallen
;
tönen
(doorkrúísen; dóórlopen; gaan door; doorváren)
durchgehen
;
durchqueren
;
hindurchgehen
;
durchgehen durch
;
hindurchgehen durch
;
führen durch
;
🔗 De heren Fogg en Francis Cromarty kwamen, na het hele gehucht te hebben afgelopen, terug zonder iets te hebben gevonden.
zu Fuße gehen
iri piede
;
nach drinnen gehen
;
hineingehen
;
eingehen
;
🔗 We waren zo in ons gesprek verdiept dat de trein het station van Calais binnenliep voor we het beseften.
(hollen; rennen; snellen); ;
🔗 Moet ik het hele eind hardlopen?
; ;
schnell rennen
;
stürmen
zusammenfließen
;
sich vereinigen
(parasiteren)
schmarotzen
paraziti
weitläufig
;
lang andauernd
(buis);
Röhre
;
🔗 De loop van de revolver bewoog even, zodat Ted Orping erin kon kijken.
Steg
;
Steig
;
Laufgraben
🔗 In de open vlakte liggen loopgraven.
(missen)
verfehlen
maltrafi
🔗 Op die manier kunnen we die mensen niet mislopen.
umrennen
renversi kurante
umrennen
renversi kurante
🔗 Onderweg had hij een reusachtige neger bijna omvergelopen en die was vreselijk kwaad geworden.
tauchen
;
eintauchen
;
untertauchen
;
unter Wasser gehen
;
unter Wasser kommen
;
untergehen
🔗 In die plaatsen zijn kelders en straten ondergelopen.
(vermijden; ontwijken)
🔗 De misdadigers zullen hun straf niet ontlopen.
(stijgen)
🔗 De kosten van de operatie zijn inmiddels opgelopen tot honderd miljoen euro, zei Le Drian.
überlaufen
superflui
(overgaan)
übertreten
;
hinübergehen
;
überschreiten
;
übergehen
;
überqueren
(toestromen; toevloeien)
herfließen
;
herbeifließen
;
herbeiströmen
;
herströmen
;
heranströmen
;
hinströmen
(aansnellen; toeschieten; toesnellen; komen aanhollen; komen aanrennen)
hinzulaufen
;
herbeilaufen
;
heranlaufen
(divergeren)
auseinander gehen
;
divergieren
;
auseinander laufen
;
voreinander abweichen
(afwijken; schelen);
differieren
;
sich unterscheiden
🔗 Sterren lopen geweldig uiteen in grootte, lichtkracht en oppervlaktetemperatuur.
(uitgaan)
ausgehen
;
ausrücken
;
hinausgehen
;
nach draußen gehen
;
hinaustreten
; ; ;
🔗 Ik ben kwaad de deur uitgelopen.
(uitvaren);
(aan de grond lopen; stranden)
auf Grund laufen
(aflopen; uitgaan; ten einde lopen)
enden
;
endigen
; ;
zu Ende gehen
;
ein Ende nehmen
; ;
🔗 De lezing begon te verlopen.
seine Gültigkeit verlieren
🔗 Kom uiterlijk één week voordat uw rijbewijs verloopt persoonlijk naar het gemeentehuis.
(verstrijken; voorbijgaan)
🔗 Er waren nu dertig seconden verlopen.
(langsgaan; passeren; voorbijgaan; óvertrekken)
vorbeigehen
;
vorübergehen
;
🔗 Ik zou hem op straat zo voorbijlopen.
(voorgaan; vooropgaan)
vorangehen
;
vorausgehen
;
vornweg gehen
;
vorhergehen
;
(voorgaan)
früh sein
;
vorgehen
(afvloeien; wegvloeien)
wegfließen
;
ausströmen
;
zerrinnen
🔗 In welke richting is het van je weggelopen?
(breedsprakig; gerekt; langdradig)
weitschweifig
🔗 Ik ben van plan een aantal van de wijdlopigste heroverwegingen als brandstof te gebruiken als ik er niet een paar blokken voor mijn vuur bij krijg.