English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word rush order

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
order (be in command; command)	bevelen ; commanderen	komandi
order (book; procure)	bestellen	mendi
order (procurement; booking)	bestelling ; order	mendo
order (congregation)	orde	ordeno
order	volgorde ; rangorde	ordo
order (command; tell; dictate; direct)	bevelen ; gebieden ; gelasten ; verordenen ; voorschrijven ; verordonneren	ordoni
🔗 “Go!” he ordered the girl.
order (command; commandment; ordinance; behest; warrant)	bevel ; order ; ordonnantie	ordono
🔗 Why did you not heed my orders?
order (run; sequence; series; succession)	volgorde	sinsekvo
order (arrange; put in order; tidy; categorize; collate; sort; clean up)	regelen ; schikken	ordigi
order	orde	ordo
🔗 When Russian president Vladimir Putin and Chinese leader Xí Jìnpíng met in Běijīng for the opening of the 2022 Winter Olympics, they confidently outlined their vision for a new international order no longer dominated by the United States and its democratic allies.
rush (go fast; hurry; hasten; speed; hustle)	ijlen ; jagen ; snellen ; stuiven	rapidi
🔗 The fellow did not rush.
rush (hurry)	haast maken ; zich haasten	urĝiĝi
rush (dash; hurtle; surge; leap; spring; shoot forward; spank; zip)	voorwaarts stormen ; zich werpen op	impeti
rush (impetus; momentum; surge)	heftigheid ; onstuimigheid ; vuur ; momentum	impeto
rush	biezen	junka
rush	rus	junko
rush (assault; storm; charge)	bestormen ; stormen	sturmi
🔗 “If we could rush the ballista and take it,” mused Tarzan, “we could make it rather hot for them.”

English	Dutch
rush order	⇆ haastwerk; ⇆ spoedbestelling; ⇆ spoedopdracht; ⇆ spoedorder
order	⇆ bedeling; ⇆ beschikken; ⇆ bestel; ⇆ bestellen; ⇆ bestelling; ⇆ betrekken; ⇆ bevel; ⇆ bevelen; ⇆ commanderen; ⇆ dienstbevel; ⇆ gebieden; ⇆ gelasten; ⇆ heten; ⇆ inrichten; ⇆ klasse; ⇆ last; ⇆ lastgeving; ⇆ laten aanrukken; ⇆ opdracht; ⇆ opdracht geven; ⇆ opdrachtgeving; ⇆ orde; ⇆ ordelijkheid; ⇆ ordenen; ⇆ order; ⇆ ordonnantie; ⇆ ordonneren; ⇆ rangorde; ⇆ regelen; ⇆ ridderorde; ⇆ schikken; ⇆ soort; ⇆ stand; ⇆ verordenen; ⇆ verordineren; ⇆ verordonneren; ⇆ volgorde; ⇆ voorschrijven
rush	⇆ aandrang; ⇆ aanstormen op; ⇆ bestormen; ⇆ bestorming; ⇆ bies; ⇆ biezen; ⇆ dringend; ⇆ drukte; ⇆ geraas; ⇆ geruis; ⇆ gerén; ⇆ haast; ⇆ haast maken met; ⇆ haast‐; ⇆ ijlen; ⇆ in aller ijl zenden; ⇆ jagen; ⇆ losstormen op; ⇆ matten; ⇆ overrompelen; ⇆ ren; ⇆ rennen; ⇆ riet; ⇆ ruisen; ⇆ rus; ⇆ schieten; ⇆ snellen; ⇆ spoed‐; ⇆ stormen; ⇆ stormloop; ⇆ stormlopen op; ⇆ stormlopen tegen; ⇆ stromen; ⇆ stroom; ⇆ stuiven; ⇆ vaart; ⇆ voortjagen; ⇆ voortsnellen; ⇆ zich storten