Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word haast maken met
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (alras; dra; gauw; spoedig; weldra) | ||
🔗 Maar die haast was zijn ongeluk, want hij gleed uit in de modder en viel languit op de grond. | ||
| (bijkans; bijna; nagenoeg; schier; vrijwel; zo goed als; genoegzaam) | ; ; ; | |
🔗 Het is haast avond. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| haast maken met | ⇆ hurry; ⇆ hurry over; ⇆ rush |
| haast | ⇆ haste; ⇆ hurry; ⇆ precipitation; ⇆ speed; ⇆ rush; ⇆ almost; ⇆ nearly; ⇆ next to; ⇆ all but; ⇆ soon; ⇆ yet; ⇆ nigh on |