English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word go up

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
go up
(arise; ascend; rise)
; ; ;
go up
(ascend; increase; advance)
;
go up
(ascend; climb; arise; mount)
; ; ; ;
🔗 He looked over his shoulder, then went to the back wall.
(ride; travel; drive)
(be going to; will; shall)
<futura helpverbo>
(wend)
🔗 Where do we go to now?

EnglishDutch
go up aangaan; in waarde stijgen; naar de universiteit gaan; omhooggaan; omhoog gaan; ontploffen; opgaan; op gaan; op lopen; opslaan; opstijgen; rijzen; stijgen; verrijzen
go up in smoke in rook opgaan; op niets uitlopen
go aanval; afgaan; aflopen; behoren; beurt; bezwijken; blijven; doodgaan; elan; eraan moeten geloven; fut; gaan; gang; gangbaar zijn; heengaan; horen; hup; keer; lopen; luiden; mode; opraken; opstappen; overgaan; poging; reiken; stuk gaan; thuishoren; tijgen; trekken; uitvallen; vaart; verdwijnen; verstrijken; wegraken; worden; zich voltrekken; zijn