Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word trekken

Dutch	English (translated indirectly)	Esperanto
trekken verb (aanhalen; aantrekken)	attract verb ; draw verb	altiri unknown part of speech
trekken verb (aanlokken; aantrekken)	attract verb ; draw verb	allogi verb
trekken verb (aftekenen; beschrijven; tekenen; uittekenen)	draw verb	desegni unknown part of speech
trekken verb	draw verb	elingigi unknown part of speech
trekken verb (tappen)	extract verb ; pull verb ; draw verb	eltiri verb
trekken verb (slepen)	haul verb ; tow verb	haŭli unknown part of speech
trekken verb	draw verb	infuziĝi unknown part of speech
trekken verb (buigen; kromtrekken)	bend verb ; curve verb ; wind verb	kurbiĝi unknown part of speech
trekken verb	limp verb	lami verb
trekken verb	trek verb	migri verb
trekken verb	draw verb	streki unknown part of speech
trekken verb (halen)	draught verb ; draw verb ; haul verb ; pull verb ; tow verb ; tug verb ; twitch verb	tiri verb
trekken verb	draw verb	trati unknown part of speech
trekken verb (aftrekken; laten trekken; zetten)	brew verb ; infuse verb	infuzi unknown part of speech
trekken verb	suck verb	suĉi unknown part of speech
trekken verb (migreren)	migrate verb	migri verb
aan zijn trekken komen verb	come into one’s own	ricevi sian parton unknown part of speech
een les trekken uit verb (lering trekken uit)	draw a lesson from verb	lerni de unknown part of speech
lering trekken uit verb (een les trekken uit)	draw a lesson from verb	lerni de unknown part of speech
aantrekken verb (aanhalen; trekken)	attract verb ; draw verb	altiri unknown part of speech
aantrekken verb (aanlokken; bekoren; trekken)	attract verb ; draw verb	allogi verb
aantrekken verb	draw tighter verb ; tighten verb	plistreĉi unknown part of speech
aantrekken verb (aandoen; opzetten)	put on verb ; don verb	surmeti verb
aftrekken verb (inhouden)	deduct verb	dekalkuli unknown part of speech
aftrekken verb	march off verb ; retreat verb	forpasi verb
aftrekken verb (wegtrekken)	strip verb	fortiri unknown part of speech
aftrekken verb (trekken)	brew verb ; infuse verb	infuzi unknown part of speech
aftrekken verb (korten)	allow verb ; discount verb ; rebate verb ; reduce verb	rabati verb
aftrekken verb (retireren; zich terugtrekken)	retreat verb ; withdraw verb	retiriĝi verb
aftrekken verb	subtract verb	subtrahi unknown part of speech
aftrekken verb (afrukken)	toss off verb	onanigi unknown part of speech
betrekken verb	occupy verb	ekloĝi en unknown part of speech
betrekken verb	involve verb	engaĝi unknown part of speech
betrekken verb (insluiten)	include verb ; incorporate verb	inkluzivi verb
betrekken verb (bewolken)	cloud over verb	malsereniĝi unknown part of speech
betrekken verb (halen)	get verb	venigi verb
betrekken verb (aanschaffen; afnemen; overnemen; zich aanschaffen)	buy verb ; purchase verb ; take over verb	aĉeti verb
betrekken verb (verwikkelen)	implicate verb ; involve verb	impliki verb
binnentrekken verb	draw verb ; pull verb	entiri unknown part of speech
dichttrekken verb	shut verb	tirfermi verb
doortrékken verb (verzadigen)	imbue verb ; pervade verb	saturi verb
doortrékken verb	pervade verb	sorbigi unknown part of speech
dóórtrekken verb (rekken; uitleggen; verlengen)	lengthen verb	plilongigi unknown part of speech
dóórtrekken verb	go through verb	trapasi verb
gelaatstrekken common noun (fysionomie)	physiognomy common noun	fizionomio unknown part of speech
intrekken verb (terugtrekken)	pull verb ; withdraw verb	retiri verb
intrekken verb	take up one’s residence verb	ekloĝi verb
intrekken verb (afgelasten; annuleren; opzeggen; terugnemen; afblazen)	cancel verb ; rescind verb	nuligi verb
kromtrekken verb (trekken)	bend verb ; curve verb ; wind verb	kurbiĝi unknown part of speech
meetrekken verb	drag verb ; draw verb ; pull verb	kuntiri unknown part of speech
natrekken verb (calqueren; óvertrekken)	trace verb	paŭsi verb
omtrékken verb (aftekenen; omlijnen)	contour verb ; delineate verb ; draw verb ; outline verb	konturi unknown part of speech
onttrekken verb (onthouden)	withhold verb	deteni verb
opentrekken verb (openmaken)	clear verb ; set abroach verb	malŝtopi unknown part of speech
optrekken verb (versnellen; accelereren)	accelerate verb ; pick up verb	akceliĝi verb
optrekken verb (ophalen)	pull up unknown part of speech	suprentiri verb
optrekken verb (bouwen)	build verb ; construct verb	konstrui verb
óvertrekken verb (calqueren; natrekken)	trace verb	paŭsi verb
óvertrekken verb (langsgaan; passeren; voorbijgaan; voorbijlopen)	pass verb	preteriri verb
overtrékken verb	stall verb	staŭli unknown part of speech
overtrékken verb (bekleden)	cover verb	tegi unknown part of speech
rondtrekken verb (rondreizen)	wander about verb	migri verb
samentrekken verb	drag verb ; draw verb ; pull verb	kuntiri unknown part of speech
terugtrekken verb (intrekken)	draw back verb ; withdraw verb	retiri verb
trek common noun (gelaatstrek)	feature common noun ; trait common noun	trajto common noun
trekdier common noun	draught‐animal common noun ; yoke‐animal common noun	tirbesto common noun
trekduif common noun	passenger pigeon common noun	migra kolombo unknown part of speech
trekhaak common noun	towbar common noun	trenstango unknown part of speech
trekharmonica common noun (harmonica; trekzak)	diatonic button accordion common noun	harmoniko unknown part of speech
trekkend adjective	migrant adjective	migrema unknown part of speech
trekker common noun	trigger common noun	ellasilo unknown part of speech
trekker common noun	drawer common noun	tratanto unknown part of speech
trekker common noun (tractor)	tractor common noun	traktoro unknown part of speech
trekpleister common noun (attractie)	attraction common noun	allogaĵo common noun
trekpot common noun (theepot)	teapot common noun	tekruĉo unknown part of speech
treksluiting common noun (rits; ritssluiting)	zip fastener common noun ; zipper common noun	zipo unknown part of speech
treksprinkhaan common noun	migratory locust common noun	lokusto common noun
trektocht common noun	hiking common noun ; migration common noun	migrado unknown part of speech
trekzak common noun (harmonica; trekharmonica)	diatonic button accordion common noun	harmoniko unknown part of speech
uittrekken verb (uitwijken)	emigrate verb	elmigri verb
uittrekken verb (rekken)	lengthen verb	plilongigi unknown part of speech
uittrekken verb (bestemmen)	earmark verb	destini unknown part of speech
uittrekken verb (afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen)	put off verb ; take off verb	demeti verb
uittrekken verb (uitrukken)	wrest verb	elŝiri verb
vertrekken verb	fly away unknown part of speech	forflugi verb
vertrekken verb (afgaan; heengaan; ervandoor gaan; weggaan; zich verwijderen; opstappen)	depart verb ; go away verb ; leave verb	foriri verb
vertrekken verb (uitvaren)	leave verb	forveturi verb
vertrekken verb (aanslaan; starten)	start verb ; start off verb	starti unknown part of speech
vertrekken common noun (kamers)	quarters	ĉambroj unknown part of speech
vertrekken verb	mangle verb ; squirm verb ; warp verb ; wriggle verb ; writhe verb	tordiĝi unknown part of speech
voortrekken verb (begunstigen; bevoordelen; gunstig gezind zijn)	favour verb	favori unknown part of speech
voortrekken verb	prefer verb	preferi verb
voorttrekken verb (slepen)	drag along verb	treni verb
wegtrekken verb (aftrekken)	strip verb	fortiri unknown part of speech

Dutch	English
trekken	attract; backpack; become warped; bob; brace; derive; draught; draw; drawing; educe; extract; flit; force; go; haul; hike; jerk off; lug; make; march; migrate; move; permeate; pluck; puff; pull; receipt; rule; strain; take out; tow; traction; trek; tug; tweak; twist; twitch; wank off; warp
aan de bel trekken	raise the alarm; sound the alarm; pull the bell
aan de touwtjes trekken	pull the strings
aan het kortste eind trekken	have got hold of the wrong end of the stick; come off second‐best; come off worst; get the worst of it; have the worst end of the staff
aan zijn haar trekken	pull one’s hair
aan zijn trekken komen	come into one’s own
bijstand trekken	live on social security
de aandacht trekken	attract attention; be in evidence; catch attention
de lijn trekken	swing the lead
een les trekken uit	draw a lesson from
een prijs trekken	draw a prize
een tand laten trekken	have a tooth out; have a tooth drawn
een tand trekken	draw a tooth
een vergelijking trekken	make a comparison; draw a parallel
een wissel trekken	draw a bill
een wissel trekken op	draw a bill on
eropuit trekken	set out; set forth
heen en weer trekken	pull about; go up and down the country
het trekt hier	there is a draught here
hij trekt met zijn mond	his mouth twitches
iemand aan de oren trekken	pull somebody’s ears
iemand aan zijn oren trekken	pull somebody’s ears
iemand de kleren van het lijf trekken	tear the clothes from somebody’s back
iemand opzij trekken	draw somebody aside
lering trekken uit	learn from
met zijn been trekken	have a limp in one’s leg
partij trekken voor	take part with; stand up for
ten strijde trekken	go to war; be on the war‐path; go on the war‐path
trekken aan	draw on; heave at; lug at; pluck at; pull; pull at; tug; tweak; strain at; tear; tug at; twitch; tear at; puff at
trekken in	soak into
trekken naar	move; march
uit elkaar trekken	pull to bits; pull to pieces; pull apart
van de bijstand trekken	live on social security
zich de haren uit het hoofd trekken	tear one’s hair
zijn trekken thuis krijgen	have one’s chickens come home to roost
aantrekken	raise; draw tighter; tighten; harden; stiffen; firm up; appeal to; attract; brace; don; draw; draw on; magnetize; pull in; put on; take up the slack
aftrekken	abstract; bate; deduct; defalcate; draw away; draw off; extract; jerk off; pull; pull off; subtract; toss off; tear off; fire; fire off; withdraw; march off; retreat; blow over; pull the trigger
bekketrekken	clown
betrekken	embroil; gloom; grow overcast; implicate; involve; take possession of; take up; move into; get; order; become overcast; cloud over
bijtrekken	draw nearer; pull nearer; draw near; pull near; join onto; add onto
binnentrekken	march in; march into
dichttrekken	draw; shut; pull to
dóórtrekken	continue; extend; flush; traverse; pull through; go through; march through; pull the plug; travel
doortrékken	imbue; impregnate; ingrain; leaven; penetrate; permeate; pervade; soak
draadtrekker	wire‐drawer
intrekken	cancel; discontinue; draw in; pull in; recall; repeal; rescind; retract; revoke; withdraw; retire; move in; march in; pull
kromtrekken	cast; hump; warp
lijntrekken	swing the lead; shirk; skive; be on the skive; malinger; shirk duty
loontrekker	wage earner; wageworker
lostrekken	unknit
meetrekken	drag along; go with; travel with
natrekken	check out; trace out; trace over; follow; trace; copy; check; verify
neertrekken	pull down; draw down
omhoogtrekken	pull up
omvertrekken	pull down
onttrekken	abstract; withdraw; withhold
opentrekken	draw; draw back; uncork; unzip; open
optrekken	accelerate; cock; consort; draw; draw up; gather up; hitch up; hunch; lift; pick up; pull ahead; pull away; pull up; put up; raise; run up; turn up; shrug; march
overtrékken	case; cover; encase; recover; stall; sheet; upholster; overdraw; overact
óvertrekken	clear off; pass; trace; pull across; pull; blow over
rondtrekken	go round; itinerate; tramp; go about; wander about
samentrekken	constrict; contract; draw together; gather; purse; tighten; knit; concentrate; unite
stuiptrekken	be in convulsions; lie in convulsions
terugtrekken	draw back; pull back; retract; retreat; withdraw; withdrawal; fall back; retire
touwtrekken	tug of war
trekbal	twister
trekdier	draught‐animal; yoke‐animal
trekduif	passenger pigeon
trekhaak	towing‐hook
trekharmonica	diatonic button accordion; accordion
trekhond	draught‐dog
trekkebekken	bill and coo
trekkend	ambulant; attrahent; migratory; tractive; wayfaring
trekker	chain; drawer; puller; trigger; tractor; hiker; tab; tag; pull chain
trekkracht	pull; traction; drawing‐power; tractive power
treknet	drag‐net; seine
trekontlasting	pull relief
trekpaard	carthorse; draught‐horse; draught
trekpen	drawing‐pen
trekpleister	blister; draw; vesicant; vesicatory; attraction
trekpop	jumping‐jack
trekpot	teapot
trekproef	tension test; pull test
trekschakelaar	pull switch
trekschroef	tractor screw
trekschuit	towboat
treksel	brew; brewage; infusion
treksluiting	slide fastener; zip fastener; zip; zipper
trektijd	migration time
trektocht	hike
trekvaart	ship‐canal
trekvast	tension‐proof
trekvogel	bird of passage; migrant; migratory bird; visitant; visitor
trekzaag	cross‐cut saw; whip‐saw
trekzak	diatonic button accordion
trekzalf	ichthyol
uittrekken	abstract; allow; draw; draw out; earmark; extirpate; extirpation; extract; get off; go out; pull off; pull out; put off; remove; strip off; take off; set aside; march out; set out; set forth; move out
vertrekken	be off; depart; fare forth; get off; go away; leave; make a move; pull out; push off; quarters; take one’s departure; twist; start; start off; start out; screw up; set off; set out; go off; sail; distort
voorbijtrekken	parade; pass; pass over; march past
voortrekken	favour; treat with marked preference
voorttrekken	draw; traction; draw on; drag along; march on
wegtrekken	beat a retreat; draw; draw away; flit; move off