Nederlânsk–Frysk wurdboek
Fryske oersetting fan it Nederlânske wurd komen
Nederlânsk | Frysk (net rjochtstreeks oerset) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Maar stil, wie komt daar? | ||
🔗 Twee kapiteins op een schip, daar komt ellende van. | ||
🔗 Meester, hoe kwaamt ge tot de beoefening van het schaakspel? | ||
🔗 En daar kwam de klap. | ||
🔗 De wind kwam uit het westen. | ||
aan komen lopen (beginnen met; nader treden; toetreden; komen aanlopen) | oanpakke | |
🔗 De 49‐jarige piloot kwam daarbij om het leven. | ||
(opdagen; uitkomen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen) | ferskine | |
🔗 Als ze ons zagen, zouden ze wel te voorschijn komen. | ||
(arriveren; belanden) | ; ; oanlânje | |
🔗 Hoe laat kwamen jullie daar aan? | ||
(zwaarder worden) | oanhelje ; oanwinne | plipeziĝi |
(aanraken; toucheren) | oanreitsje ; oanroere | |
(genieten; krijgen; ontvangen) | ; ; geniete | |
🔗 De kereltjes wendden heer Ollie de rug toe en haastten zich naar de magiër om verdere inlichtingen te bekomen. | ||
(opbrengst) | ynkommen | |
🔗 Jij zult het inkomen van zijn klooster wel kennen. | ||
bloedier | ||
🔗 Wat is het doel van uw komst? | ||
gearkomme | ||
🔗 Wie mag er dan met Jan meekomen? | ||
(ontstaan) | ; | |
🔗 Deze laatste vraag deed een akelig vermoeden in hem opkomen. | ||
(afspreken) | ôfprate | |
🔗 Dat overkwam alle magiërs. | ||
skine ; lykje | ||
(bijeenkomen; vergaderen) | gearkomme | |
🔗 Maar laat ik u eerst vertellen waarom wij hier samengekomen zijn. | ||
(aanlanden; belanden) | ||
🔗 Waar was ze terechtgekomen? | ||
(opdagen; te voorschijn komen; verschijnen; voor de dag komen; voor den dag komen) | ferskine | |
🔗 Als de zon boven die den uitkomt, moet je drie anderen wakker maken. | ||
(conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; voegen) | passe | |
(verhoeden) | ||
🔗 Misschien had hij daardoor veel narigheid kunnen voorkomen. | ||
(aanblik; aanzien; air; aspect; uiterlijk; verschijning) | aspekt ; gesicht ; oansjen | |
🔗 Toen Nestor dichterbij kwam, begonnen hem details in het voorkomen van de ander op te vallen. | ||
(zich bevinden) | ||
🔗 Jij zou natuurlijk ook in mijn boeken voorkomen. | ||
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; optreden; passeren; plaatsgrijpen; voorvallen; zich voordoen; zich toedragen) | foarfalle ; ; ; | |
🔗 Dat is nog nooit voorgekomen. | ||
(afstammen; ontspruiten) | ôfskaaie ; ôfstamje | deveni |
(ontkomen) | ûntkomme | |
🔗 Er is een andere manier om hier weg te komen, ook al zal die je waarschijnlijk niet aanstaan. |