English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word hand
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(hand over) | ; ; ter hand stellen | |
(labourer; operative; worker; working man; workman) | ||
🔗 Scales laid a hand on his shoulder. | ||
(convey; hand over; pass; assign; deliver; transmit; transfer; turn over) | ; ; ; ; | |
(veteran; ex‐serviceman) | ||
(indicator) | ||
at hand | bij de hand | ĉemane |
get out of hand | uit de hand lopen | eksterkontroliĝi |
go hand in hand with | ||
hand over (hand) | ||
hand over (convey; hand; pass; assign; deliver; transmit; transfer; turn over) | ; ; ; | |
join hands (close the ranks; unite) | de rijen sluiten | densigi la vicojn |
left hand | ||
near at hand (forthcoming; toward) | ||
on the one hand (unilaterally) | ; | |
aan de andere kant ; ; ; van de andere kant | aliflanke | |
🔗 On the other hand, if it is because they didn’t want voters to hear, they could have a problem. | ||
shake hands | ; | manpremi |
iemand de hand schudden | manpremi iun | |
🔗 President Nixon made the first gesture of peace by shaking the premier’s hand, which former secretary of state John Foster Dulles had refused to do in 1954. | ||
evenhanded (disinterested) | senpartia | |
handbag | ||
handbag | ||
handbag | ||
handbag (purse; wallet) | ; | |
handbook (guide; guidebook) | ||
hand‐cart (carriage; barrow; waggon) | schrijfmachinewagen ; | |
handcuff | ||
handful | ; | |
handful (whit; scintilla; bit) | ; schijntje ; snippertje ; sprankje ; tikje ; ; ; ; | |
handicraft (occupation; trade; craft) | ; | |
handiwork | ||
handiwork | ||
handmade | met de hand gemaakt | manfarita |
handout (alms; charity) | ||
handshake (grip) | ||
handy (convenient; comfortable; useful) | ; ; ; ; | |
handy (adroit; proficient; capable; skilful; skilled; adept; apt; ace; deft) | ||
handy (close; near; nearby; local) | ; ; | |
hour‐hand | uurwijzer | |
off‐hand (immaterial; indifferent; casual; cavalier; dismissive) | ; ; | |
off‐hand (disdainful; cavalier; contemptuously; supercilious; scornful) | ; ; ; ; verachtelijk | |
off‐hand (cavalier; dismissive; irrespective) | ; | |
off‐hand (casual; cavalier; dismissive; careless) | ||
off‐hand (abrupt; off‐handed) | ; | |
off‐hand (before you know it; in a twinkling; before you can say Jack Robinson; before you could say Jack Robinson; in a brace of shakes; in a jiffy; in a shake; in the twinkling of an eye; in two shakes; in two shakes of a lamb’s tail) | in een handomdraai | |
second‐hand | ||
shorthand (stenography) | ; snelschrift ; ; stenografie | |
single‐handed (alone; solely; on one’s own; lonely) | ||
stage‐hand | ||
tweehandig | ||
🔗 For a two‐handed sword, the blade is rather short. |
English | Dutch |
---|---|
hand | ⇆ aangeven; ⇆ aanreiken; ⇆ afgeven; ⇆ arbeider; ⇆ arbeidskracht; ⇆ geven; ⇆ hand; ⇆ handschrift; ⇆ handtekening; ⇆ handvol; ⇆ kaart; ⇆ kam; ⇆ man; ⇆ overhandigen; ⇆ overreiken; ⇆ poot; ⇆ spel; ⇆ speler; ⇆ ter hand stellen; ⇆ toereiken; ⇆ voorpoot; ⇆ wijzer |
a big hand for | ⇆ een hartelijk applaus voor |
a bird in the hand is worth two in the bush | ⇆ beter één vogel in de hand dan tien in de lucht |
all hands | ⇆ alle hens |
all hands on deck | ⇆ alle hens aan dek |
all hands to quarters! | ⇆ iedereen op zijn post! |
allow somebody a free hand | ⇆ iemand de handen vrijlaten; ⇆ iemand de vrije hand geven; ⇆ iemand vrij spel laten |
ask somebody’s hand in marriage | ⇆ iemands hand vragen |
at first hand | ⇆ uit de eerste hand |
at hand | ⇆ ophanden |
at the hands of | ⇆ door toedoen van; ⇆ van de kant van |
be a good hand at | ⇆ goed zijn in |
be a poor hand at | ⇆ slecht zijn in |
bear a hand | ⇆ een handje helpen; ⇆ meehelpen |
be at hand | ⇆ bij de hand zijn; ⇆ in de buurt zijn; ⇆ op handen zijn; ⇆ op til zijn; ⇆ voor de deur staan |
be close at hand | ⇆ bij de hand zijn; ⇆ in de buurt zijn; ⇆ op handen zijn |
be hand in glove | ⇆ het eens zijn; ⇆ koek en ei zijn |
be hand in glove with | ⇆ dikke vrienden zijn met |
be in the hands of | ⇆ berusten bij; ⇆ in handen zijn van; ⇆ onder berusting zijn bij |
bench hand | ⇆ bankwerker |
be near at hand | ⇆ bij de hand zijn; ⇆ in de buurt zijn; ⇆ op handen zijn |
be on hand | ⇆ aanwezig zijn; ⇆ ter beschikking staan; ⇆ ter beschikking zijn; ⇆ voorradig zijn |
bite the hand that feeds one | ⇆ stank voor dank geven |
bound hand and foot | ⇆ aan handen en voeten gebonden |
by a show of hands | ⇆ bij handopsteken; ⇆ door handopsteken |
by hand | ⇆ met de hand; ⇆ uit de hand; ⇆ uit de vrije hand |
by show of hands | ⇆ bij handopsteken; ⇆ door handopsteken |
cap in hand | ⇆ nederig; ⇆ onderdanig |
change hands | ⇆ in andere handen overgaan; ⇆ van eigenaar veranderen; ⇆ van eigenaar verwisselen |
child’s hand | ⇆ kinderhand |
clap one’s hands | ⇆ in de handen klappen |
clasp one’s hands | ⇆ de handen ineenslaan |
come to hand | ⇆ geworden; ⇆ in handen vallen; ⇆ zijn bestemming bereiken |
extend one’s hand to | ⇆ de hand reiken aan |
fall into the hands of | ⇆ in handen komen van; ⇆ in handen vallen van |
firm hand | ⇆ vaste hand |
force somebody’s hand | ⇆ iemand dwingen; ⇆ iemand het mes op de keel zetten; ⇆ iemand in een dwangpositie brengen |
from hand to hand | ⇆ van hand tot hand |
from hand to mouth | ⇆ van de hand in de tand |
get one’s hand in | ⇆ de slag te pakken krijgen van; ⇆ erin komen |
get out of hand | ⇆ niet meer in de hand te houden zijn; ⇆ ongezeglijk worden; ⇆ uit de hand lopen |
get the upper hand | ⇆ de bovenhand krijgen; ⇆ de overhand krijgen |
give a hand | ⇆ voorthelpen |
go down with all hands | ⇆ met man en muis vergaan |
go down with all hands on board | ⇆ met man en muis vergaan |
go hand in hand with | ⇆ hand aan hand gaan met; ⇆ hand in hand gaan met |
goods left on hand | ⇆ onverkochte goederen |
hand about | ⇆ laten rondgaan; ⇆ rondgeven |
hand and glove | ⇆ twee handen op één buik |
hand around | ⇆ ronddelen; ⇆ ronddienen |
hand back | ⇆ teruggeven |
hand down | ⇆ aanreiken; ⇆ doorgeven; ⇆ overerven; ⇆ overleveren; ⇆ van boven aanreiken |
hand down a verdict | ⇆ een vonnis wijzen |
hand in | ⇆ aanbieden; ⇆ afgeven; ⇆ inleveren |
hand in glove | ⇆ twee handen op één buik |
hand in hand | ⇆ hand aan hand; ⇆ hand in hand |
hand it | ⇆ het nageven |
hand luggage | ⇆ handbagage |
hand on | ⇆ doorgeven |
hand on heart | ⇆ met de hand op het hart |
hand out | ⇆ aangeven; ⇆ afgeven; ⇆ uitdelen |
hand over | ⇆ afdragen; ⇆ afgeven; ⇆ afleveren; ⇆ afstaan; ⇆ de leiding overdragen; ⇆ de zaak overdragen; ⇆ doen toekomen; ⇆ het bestuur overdragen; ⇆ inleveren; ⇆ opgeven; ⇆ overdragen; ⇆ overgeven; ⇆ overhandigen; ⇆ overleveren; ⇆ overmaken; ⇆ uitbetalen; ⇆ uitreiken; ⇆ óverleggen |
hand over hand | ⇆ hand over hand |
hand pressure | ⇆ handdruk |
hand round | ⇆ ronddelen; ⇆ ronddienen |
hand’s breadth | ⇆ handbreed |
hands off! | ⇆ afblijven!; ⇆ blijf ervan af!; ⇆ handen thuis! |
hand something to somebody | ⇆ iemand iets ter hand stellen |
hands up! | ⇆ handen omhoog! |
hand to | ⇆ toehouden |
hand to hand | ⇆ man tegen man |
hat in hand | ⇆ met de hoed in de hand; ⇆ nederig; ⇆ onderdanig |
have a free hand | ⇆ de vrije hand hebben |
have a good hand | ⇆ goede kaarten hebben |
have a hand in | ⇆ de hand hebben in |
have a hand in it | ⇆ er de hand in hebben |
have a work at hand | ⇆ iets onder handen hebben |
have got a firm hand | ⇆ de wind eronder hebben |
have got one’s hands full | ⇆ de handen vol hebben |
have one’s hands full | ⇆ de handen vol hebben |
have one’s men in hand | ⇆ zijn manschappen onder appel hebben; ⇆ zijn manschappen onder appel houden |
have somebody in the hollow of one’s arms | ⇆ iemand geheel in zijn macht hebben |
have something at hand | ⇆ iets bij de hand hebben |
have something in hand | ⇆ aan iets bezig zijn |
have something on hand | ⇆ iets nog hebben liggen; ⇆ iets nog in voorraad hebben |
have something to hand | ⇆ iets bij de hand hebben |
have the situation in hand | ⇆ de situatie in de hand hebben; ⇆ de toestand meester zijn |
have the upper hand | ⇆ de overhand hebben |
have the upper hand over | ⇆ de overhand hebben op |
have to put one’s hand in one’s pocket | ⇆ in de zak moeten tasten |
have work on hand | ⇆ werk voor de boeg hebben |
heavy in hand | ⇆ zwaar op de hand |
heavy on hand | ⇆ zwaar op de hand |
he is an old hand with it | ⇆ hij heeft vaker met dat bijltje gehakt |
helping hand | ⇆ handreiking |
hold hands | ⇆ elkaar de hand vasthouden |
hold out a helping hand to somebody | ⇆ iemand de behulpzame hand bieden |
hold out one’s hand | ⇆ de hand ophouden |
hold out one’s hand to somebody | ⇆ iemand de hand toesteken |
if you’ve got time on your hands | ⇆ als u tijd hebt; ⇆ als u tijd over hebt |
imposition of hands | ⇆ handoplegging |
in hand | ⇆ in de hand; ⇆ in handen; ⇆ in voorbereiding; ⇆ nog voorhanden; ⇆ onder handen; ⇆ onverkocht |
I’ve got to hand it to him | ⇆ ik neem mijn hoed voor hem af |
join hands | ⇆ de handen ineenslaan; ⇆ de handen vouwen; ⇆ elkaar de hand geven; ⇆ elkaar de hand reiken; ⇆ zich aaneensluiten; ⇆ zich aansluiten |
keep a tight hand over | ⇆ onder de plak houden |
keep in hand | ⇆ er onderhouden |
keep one’s hand in | ⇆ bijhouden; ⇆ zorgen er niet uit te raken |
keep one’s hand off | ⇆ afblijven van |
keep one’s hand of somebody | ⇆ van iemand afblijven |
know something like the back of one’s hand | ⇆ iets kennen als zijn broekzak |
lay hands on | ⇆ beslag leggen op; ⇆ de hand leggen op; ⇆ te pakken krijgen; ⇆ vinden |
laying on of hands | ⇆ handoplegging |
lay one’s hands on somebody | ⇆ iemand in de vingers krijgen |
lay violent hands on oneself | ⇆ de hand aan zichzelf slaan |
leave somebody a free hand | ⇆ iemand de handen vrijlaten; ⇆ iemand de vrije hand geven |
left hand | ⇆ linkerhand |
left on one’s hands | ⇆ waar men mee is blijven zitten |
lend a hand | ⇆ de helpende hand biieden; ⇆ een handje helpen |
lend a helping hand | ⇆ de helpende hand bieden; ⇆ de helpende hand biieden; ⇆ een handje helpen; ⇆ matsen |
lend somebody a helping hand | ⇆ iemand de behulpzame hand bieden; ⇆ iemand de hand reiken |
lift one’s hand against | ⇆ de hand opheffen tegen |
made by hand | ⇆ met de hand gemaakt |
make money hand over fist | ⇆ gouden zaken doen |
many hands make light work | ⇆ veel handen maken licht werk |
master’s hand | ⇆ meesterhand |
money in hand | ⇆ contanten; ⇆ gereed geld |
my hand is out | ⇆ ik ben er een beetje uit |
near at hand | ⇆ dicht bij de hand; ⇆ nabij; ⇆ op handen |
new hand | ⇆ beginner; ⇆ nieuweling |
not be able to see one’s hand before one | ⇆ geen hand voor ogen kunnen zien |
note of hand | ⇆ promesse |
not see one’s hand before one’s face | ⇆ geen hand voor ogen zien |
off hand | ⇆ zo uit het blote hoofd |
oil somebody’s hand | ⇆ iemand omkopen |
oil somebody’s palm | ⇆ iemand omkopen |
old hand | ⇆ oude rot; ⇆ ouwe rot; ⇆ routinier |
on all hands | ⇆ aan alle kanten; ⇆ van alle kanten |
on a show of hands | ⇆ door handopsteken |
one hand washes another | ⇆ als de ene hand de andere wast, worden ze beide schoon |
on either hand | ⇆ aan beide zijden; ⇆ van beide zijden |
on hand | ⇆ voorhanden; ⇆ voorradig |
on show of hands | ⇆ door handopsteken |
on the one hand | ⇆ aan de ene kant |
on the other hand | ⇆ aan de andere kant; ⇆ anderdeels; ⇆ anderzijds; ⇆ daar staat tegenover dat; ⇆ daarentegen; ⇆ daartegenover staat dat; ⇆ van de andere kant |
out of hand | ⇆ op staande voet; ⇆ voetstoots |
overplay one’s hand | ⇆ zijn hand overspelen |
pay it into somebody’s hands | ⇆ het afdragen aan |
play a lone hand | ⇆ in zijn eentje optreden; ⇆ zijn eigen weg gaan |
play into somebody’s hands | ⇆ iemand in de hand werken; ⇆ iemand in de kaart spelen; ⇆ in iemands kaart spelen |
play into the hands of somebody | ⇆ iemand in de hand werken |
put in hand | ⇆ ter hand nemen |
put one’s hand to the plough | ⇆ de hand aan de ploeg slaan |
put out one’s hand to somebody | ⇆ iemand de hand toesteken |
raise one’s hand against | ⇆ de hand opheffen tegen |
ready to hand | ⇆ kant en klaar |
ready to your hand | ⇆ kant en klaar voor u |
round hand | ⇆ rondschrift |
rub one’s hands | ⇆ zich in de handen wrijven |
second hand | ⇆ secondewijzer |
seconds hand | ⇆ secondewijzer |
set one’s hand to | ⇆ aanpakken; ⇆ de hand aan het werk slaan |
shake hands | ⇆ een handdruk wisselen; ⇆ elkaar de hand geven; ⇆ iemand de vijf geven |
shake hands on | ⇆ met een handdruk bekrachtigen |
shake hands on something | ⇆ de hand op iets geven |
shake hands over something | ⇆ de hand op iets geven |
shake hands with | ⇆ de hand drukken |
shake hands with somebody | ⇆ iemand de hand drukken; ⇆ iemand de hand geven; ⇆ iemand de hand schudden |
shake somebody’s hand | ⇆ iemand de hand drukken; ⇆ iemand de hand geven; ⇆ iemand de hand schudden |
she’s got him in the palm of her hand | ⇆ hij is als was in haar handen |
short hand | ⇆ uurwijzer |
show one’s hand | ⇆ de kaarten op tafel leggen; ⇆ de kaarten openleggen; ⇆ zich blootgeven; ⇆ zich in de kaart laten kijken |
slap hands on something | ⇆ iets met handslag beloven; ⇆ iets onder handslag beloven; ⇆ iets op handslag beloven |
sleight of hand | ⇆ goochelarij; ⇆ vingervlugheid |
stay one’s hand | ⇆ zich nog weerhouden |
stay somebody’s hand | ⇆ iemand weerhouden |
steady hand | ⇆ vaste hand |
take it in hand | ⇆ de hand aan het werk slaan; ⇆ het aanpakken; ⇆ het op zich nemen |
take one’s life in one’s hands | ⇆ zijn leven op het spel zetten; ⇆ zijn leven wagen |
take somebody in hand | ⇆ iemand flink aanpakken; ⇆ iemand onder handen nemen |
take the law into one’s own hands | ⇆ eigenrichting plegen; ⇆ het recht in eigen hand nemen; ⇆ zich recht verschaffen |
take the upper hand | ⇆ de bovenhand krijgen |
that’s off my hands | ⇆ daar ben ik af; ⇆ dat is aan kant |
the matter at hand | ⇆ de zaak die aan de orde is |
the matter in hand | ⇆ de zaak die aan de orde is; ⇆ de zaak in kwestie |
the stock on hand | ⇆ de aanwezige voorraad |
tied hand and foot | ⇆ aan handen en voeten gebonden |
tie somebody’s hands | ⇆ iemand in een dwangpositie brengen |
time hangs heavy on my hands | ⇆ de tijd valt me lang; ⇆ time hangs heavy |
trust something out of one’s hands | ⇆ iets uit handen geven |
try one’s hand | ⇆ zijn krachten beproeven |
try one’s hand at | ⇆ proberen; ⇆ zijn krachten beproeven op |
try one’s hand at something | ⇆ iets ook eens proberen; ⇆ iets proberen |
turn one’s hand to | ⇆ aanpakken; ⇆ beginnen met |
wait on somebody’s hand and foot | ⇆ iemand op zijn wenken bedienen; ⇆ iemand slaafs dienen |
wait upon somebody hand and foot | ⇆ iemand op zijn wenken bedienen |
wash one’s hands of | ⇆ zich niet meer willen bemoeien met; ⇆ zich verder niets aantrekken van |
wash one’s hands of it | ⇆ zijn handen in onschuld wassen |
win hands down | ⇆ op zijn sloffen winnen; ⇆ overtuigend winnen |
with a heavy hand | ⇆ aanmatigend; ⇆ autoritair; ⇆ eigenmachtig; ⇆ uit de hoogte |
with a high hand | ⇆ aanmatigend; ⇆ autoritair; ⇆ eigenmachtig; ⇆ uit de hoogte |
with all hands | ⇆ met man en muis |
with all hands aboard | ⇆ met man en muis |
with folded hands | ⇆ met de handen in de schoot |
with one hand tied behind one’s back | ⇆ met de ogen dicht; ⇆ op zijn sloffen |
with open hand | ⇆ vrijgevig |
your letter to hand | ⇆ uw brief ontvangen |
charge‐hand | ⇆ onderbaas |
clock‐hand | ⇆ wijzer |
deck‐hand | ⇆ dekmatroos |
dockhand | ⇆ sjouwer |
empty‐handed | ⇆ met lege handen |
evenhanded | ⇆ onpartijdig |
farm‐hand | ⇆ boerenarbeider; ⇆ boerenknecht |
first‐hand | ⇆ uit de eerste hand |
forehand | ⇆ voorafgaand; ⇆ voorhand; ⇆ vorig; ⇆ vroeger |
four‐handed | ⇆ vierhandig |
four‐in‐hand | ⇆ met vier paarden bespannen wagen; ⇆ vierspan |
free‐handed | ⇆ gul; ⇆ gulhartig; ⇆ mild; ⇆ royaal; ⇆ vrijgevig |
handbag | ⇆ handtas; ⇆ handtasje; ⇆ koffer |
handball | ⇆ handbal; ⇆ hands |
hand‐barrow | ⇆ berrie; ⇆ draagbaar |
hand‐basket | ⇆ hengselmand |
hand‐bell | ⇆ tafelbel |
handbill | ⇆ biljet; ⇆ reclamefolder; ⇆ snoeimes; ⇆ strooibiljet |
handbook | ⇆ gids; ⇆ handboek |
hand‐bow | ⇆ handboog |
hand‐breadth | ⇆ handbreedte |
hand‐cart | ⇆ handkar; ⇆ handwagen |
hand‐clapping | ⇆ handgeklap |
handclasp | ⇆ de handboeien omdoen; ⇆ handdruk |
handcuff | ⇆ boei; ⇆ boeien; ⇆ handboei |
hand‐drill | ⇆ handboor |
hand‐feed | ⇆ uit de hand voeren |
hand‐file | ⇆ handvijl |
handful | ⇆ greep; ⇆ handjevol; ⇆ handvol; ⇆ hele kluif; ⇆ lastpak; ⇆ pluk |
hand‐glass | ⇆ handspiegel; ⇆ loep; ⇆ vergrootglas |
hand‐grenade | ⇆ handgranaat |
handgrip | ⇆ handgreep; ⇆ stevige handdruk |
handgun | ⇆ handvuurwapen |
hand‐hammer | ⇆ handhamer |
handhold | ⇆ houvast |
handicraft | ⇆ ambacht; ⇆ handenarbeid; ⇆ handwerk |
handiwork | ⇆ handwerk |
handless | ⇆ zonder handen |
handmade | ⇆ handgemaakt; ⇆ handwerk‐; ⇆ met de hand gemaakt |
hand‐mill | ⇆ handmolen |
hand‐mirror | ⇆ handspiegel |
hand‐operated | ⇆ door handkracht aangedreven |
handout | ⇆ aalmoes; ⇆ gift; ⇆ hand‐out; ⇆ persbericht |
hand‐post | ⇆ wegwijzer |
hand‐press | ⇆ handpers |
hand‐pump | ⇆ handpomp |
handrail | ⇆ leuning; ⇆ trapleuning |
handsaw | ⇆ handzaag |
handshake | ⇆ handdruk |
handspring | ⇆ radslag |
handstand | ⇆ handstand; ⇆ hoogstand |
hand‐to‐mouth | ⇆ van de hand in de tand |
handwork | ⇆ handenarbeid; ⇆ handwerk |
handwriting | ⇆ handschrift |
handy | ⇆ bij de hand; ⇆ handig; ⇆ handzaam; ⇆ redzaam |
hard‐handed | ⇆ hardhandig |
heavy‐handed | ⇆ onbehóúwen; ⇆ plomp; ⇆ tactloos |
hour‐hand | ⇆ uurwijzer |
left‐handed | ⇆ links; ⇆ linkshandig; ⇆ onoprecht |
left‐hander | ⇆ linkshandige; ⇆ slag met de linkerhand |
light‐handed | ⇆ met zachte handen; ⇆ weinig bagage dragend |
longhand | ⇆ <gewoon handschrift tegenover stenografie> |
mill‐hand | ⇆ fabrieksarbeider |
minute‐hand | ⇆ grote wijzer; ⇆ minuutwijzer |
neat‐handed | ⇆ behendig; ⇆ vlug |
off‐hand | ⇆ bruusk; ⇆ in een handomdraai; ⇆ nonchalant; ⇆ onvoorbereid; ⇆ op staande voet; ⇆ terloops; ⇆ voor de vuist weg; ⇆ zonder ophef |
one‐handed | ⇆ eenhandig |
overhand | ⇆ bovenhands; ⇆ overhands |
second‐hand | ⇆ antiquarisch; ⇆ gebruikt; ⇆ occasie; ⇆ oud; ⇆ tweedehands; ⇆ uit de tweede hand |
shorthand | ⇆ kortschrift; ⇆ snelschrift; ⇆ steno; ⇆ stenografie; ⇆ steno‐dactylografie |
single‐handed | ⇆ alleen; ⇆ eigenhandig; ⇆ in z’n eentje |
stage‐hand | ⇆ toneelknecht |
three‐handed | ⇆ door drie personen gespeeld |
two‐handed | ⇆ tweehandig; ⇆ voor twee handen; ⇆ voor twee personen |
unhand | ⇆ loslaten |
whip‐hand | ⇆ hand die de zweep vasthoudt |