Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word nabij

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(dichtbij); ;
(dicht bij; omtrent)
close to
;
🔗 Daarna keerde hij terug naar Duitsland en vestigde zich nabij zijn geliefde Göttingen.
🔗 En daar kon men mij vertellen dat heer Olivier nog een nabij familielid heeft.
(dichtbij); ;
🔗 Politie heeft campinggasten begeleid naar het nabije stadje Brežice.
; ; ;
handy
;
local
🔗 Een medewerker van een nabijgelegen autobedrijf had het lichaam ontdekt en alarmeerde de politie.
(nader treden);
come close
🔗 Het einde van alle dingen is nabijgekomen.

DutchEnglish
nabij approximate; close; close to; near; near at hand; near by; nearby; nigh
de dood nabij within an ace of death; at death’s door; near death
iemand van nabij kennen know somebody intimately
van nabij close to; close up; from close by; very closely
van nabij bekeken seen at close quarters
nabijgelegen adjacent; neighbouring
nabijkomen approximate; come near; come near to; come close; come close to; approach
nabijzijnd near‐by; forthcoming