Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word doorgeven

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(laten rondgaan)
circulate
;
move about
;
get about
(aangeven; aanreiken; overbrengen; overgeven; overreiken; overdragen);
🔗 „Wat doe je in Engeland?” vroeg Biggles, terwijl hij Sandy de menukaart doorgaf.
(aan; met; per; via; door middel van; te); ; ;
🔗 De vermeerdering door zaaien gebeurt in april.
(aan; met; om; omwille van; uit; uit hoofde van; van; vanwege; voor; wegens);
on account of
; ; ;
🔗 Door het winterse weer zijn al zeker honderd vluchten geschrapt.
(doorheen; door … heen; via; langs);
🔗 Cyrion liep door de deur naar buiten.
(aan; van; vanaf; vandaan); ;
🔗 Ze waren omringd door stilte.
🔗 De Oekraïense president Zelensʹkyj gaat naar Parijs, waar hij zal worden ontvangen door de Franse president Macron.
;
impart
; ; ; ; ;
🔗 Gij gaaft het al.
(aangeven; verlenen; uitbrengen)
🔗 Geef me vijf minuten.
🔗 Hoeveel geef je voor deze jas?
(toebrengen)
🔗 Waar kan ik een feest geven?
(opbrengen; bieden);
🔗 De hemel geve dat het zo is.
(opleveren)
🔗 Het gras op de weide verdorde en de koe gaf geen melk.
🔗 De meeste prikken kunnen de eerste 2 dagen koorts geven.
(schenken)
🔗 Hadden ze hem de taak gegeven ons te vertellen wanneer we zouden vertrekken?

DutchEnglish
doorgeven hand down; hand on; pass; pass around; pass down; pass on; pass round; relay; transmit
door across; along; because of; by; by dint of; due to; on; on account of; through; with; during; from
doorgeefkast two‐way cupboard
geven afford; allow; bestow; catch; convey; deal; deliver; emit; fetch; give; give forth; give out; giving; hit; impart; mete out; pass; present; put; put on; render; return; spare; yield; run; take; make a present of; present with; produce; hand; volunteer