English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word yield

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(renounce; give away); ;
(give way; grant; accommodate; assign); ;
🔗 Your preference must on occasion yield to the forces of reality.
(bear; produce); ;
(product)
(efficiency; output)
;
schenking
(give; yive);
🔗 Such a discussion will yield benefit to us all.
yielding
(accommodating; amenable; compliant; conciliary; accommodative)
;

EnglishDutch
yield aanbrengen; afstaan; afwerpen; bezwijken; de minste zijn; geven; kamp geven; meegeven; oegst; oogst; opbrengen; opbrengst; opleveren; overgeven; prijsgeven; productie; rendement; toegeven; verlenen; voortbrengen
not yield to niet onderdoen voor; niet opzij gaan voor
yield to none voor niemand onderdoen
yield up prijsgeven
yielding buigzaam; meegaand; meegevend; productief; toegeeflijk; toegefelijk