English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word give out

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
give out
(deal; distribute; administer; allocate)
(administer; grant; impart; provide; confer; allow; spare; afford; invest with; deal; fetch; yive)
🔗 Give him wine.
(cast; yive); ;
🔗 I gave stern instructions that she must sit in her chair.
(yive)
🔗 Answer, and I give you meat at such time as you desire.
(yive);
🔗 Before we give her to Elaida, Saerin, I want to dig out as much as we can.
(bring in; yive)
(yield; yive)
(yive)
(yive)
(yive)

EnglishDutch
give out afgeven; bekendmaken; geven; opgaan; opgeven; opraken; publiceren; uitdelen; uitgaan; uitgeput raken; uitgeven
give aandoen; aangeven; aanrichten; afgeven; afnemen; bereiden; berokkenen; bezorgen; bezwijken; doen; doorbuigen; doorzakken; geven; het begeven; houden; maken; meegeven; opgeven; opvoeren; schaffen; schenken; toedienen; toekennen; uitreiken; verlenen; veroorzaken; verschaffen; verstrekken; zachter worden