English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fetch

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(bring; fetch and carry; retrieve)
(get; pick up; bring)
🔗 Tell him where your keys are and let him fetch them.
(recall; return; take back)
(send for; get; bring)
(give; administer; grant; impart; provide; confer; allow; spare; afford; invest with; deal; yive)
🔗 It would fetch a pretty price.
fetch and carry
(bring; fetch; retrieve)
fetching
(perky; smart; spruce)
; ; ;
pimpa

EnglishDutch
fetch behalen; brengen; doen; geven; halen; inpalmen; kneep; opbrengen; pakken; slaken; te voorschijn brengen; toebrengen; truc
come and fetch komen halen
fetch a bound een sprong doen
fetch and carry apporteren; voor loopjongen spelen
fetch back terughalen
fetch down afhalen; neerhalen; neerschieten
fetch out doen uitkomen
fetch round weer bijkomen
fetch up <tenslotte doen>; aanleggen; ankeren; belanden; blijven staan; opgeven; pleisteren; produceren; tegenhouden; terechtkomen
far‐fetched gezocht; vergezocht
fetching aantrekkelijk; pakkend