Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word truc
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (foefje; kneep; kunstgreep; streek; stunt; toer; handigheidje) | trick ; | |
🔗 Gelukkig kon een dergelijke truc vrij gemakkelijk worden blootgelegd. | ||
trick | ||
🔗 Kijk ook naar de tafel en overtuig jullie ervan dat er geen truc in het spel is. | ||
special effect | ||
🔗 De menigte op de binnenplaats en de menigte op de helling werden meegesleept door het spel en de trucages, zózeer zelfs dat ze de duistere dreiging in hun midden bijna vergaten. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| truc | ⇆ dodge; ⇆ fetch; ⇆ gambit; ⇆ gimmick; ⇆ stunt; ⇆ trick; ⇆ wangle; ⇆ wheeze |
| trucage | ⇆ special effects; ⇆ special effect; ⇆ trickery; ⇆ stunts |
| trukendoos | ⇆ box of tricks |