English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word box of tricks

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(chest); ;
(case)
🔗 The box was her partner’s idea.
(cadre; frame; framework; context; level; official; parameters); ;
(box‐tree); ;
(lodge; loggia; loge)
🔗 He has gone to our private box.
trick
(habit)
;
trick
(artifice; stunt; subterfuge; wile; shenanigan)
; ; ; ; ;
(fool; hoax; mystify; befuddle; bewilder; play tricks on)
trick
(ruse; wangle; stratagem; angle)
trick
trick
; ; ; ; ;
trick
(deceit; rip‐off; sham)
(cheat; deceive; con; delude; fool; mislead; bamboozle; beguile; dupe)

EnglishDutch
box of tricks trukendoos
box afdeling; bak; beeldbuis; bok; boksen; boksen met; box; buis; buks; buksboom; buksboompje; bus; cassette; doos; fooi; geschenk; hokje; huisje; in een doos stoppen; kader; kamertje; kast; kijkbuis; kijkkast; kist; kistje; klap; koffer; kompashuisje; loge; loket; naafbus; oorvijg; palm; palmboompje; palmstruik; postbus; seinhuisje; slag; springkast; strafschopgebied; telefooncel; tik; trommel; vak; vakje; veeg
trick aanwensel; bedotten; bedriegen; duperen; een koopje leveren; foef; foefje; grap; handgreep; handigheid; handigheidje; hebbelijkheid; kneep; kunst; kunstgreep; kunstje; list; maniertje; poets; pots; slag; streek; toer; trek; truc; verrassen